die Fragewörter (de vraagwoorden)

• Duits
• Middelbare school
• vmbo g, t
• Leerjaar 1

de Vraagwoorden 

die Fragewörter 

Doelen

1. Je weet wat Duitse vraagwoorden zijn
2. Je weet de vertalingen van de 9 Duitse vraagwoorden
3. Je kunt de vraagwoorden in een Duitse zin plaatsen

vraagwoorden

das Fragewort (enkelvoud)

die Fragewörter (meervoud)

Welches Wort ist ein Fragewort?

(Welk woord is een vraagwoord?)

1. Wann
2. Montag
3. Dienstag
4. Mittwoch

Welches Wort ist ein Fragewort?

1. Tier
2. Person
3. Katze
4. Wer

Welke Duitse vraagwoorden ken je al?

Welke 9 vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

waarheen = wohin

waarvandaan = woher

hoe = wie

wanneer = wann

waarom = warum

welk(e) = welche

even checken!

Vul jij het juiste vraagwoord in?

(wanneer) ________ kommst du morgen? Ich komme morgen um halb 10.

1. wer
2. wie
3. wo
4. wann

________ kommst du morgen? Ich komme morgen um halb 10.

1. wer
2. wie
3. wann
4. woher

(waarom)_______ hast du das gemacht?

1. wann
2. warum
3. wohin
4. woher

_______ hast du das gemacht?

1. wann
2. warum
3. wohin
4. woher

(welke) _______ Musik gefällt dir?

1. was
2. wie
3. welche
4. wohin

_______ Musik gefällt dir?

1. was
2. wie
3. welche
4. wohin

(waarvandaan) ______ kommst du? Aus Frankreich

1. woher
2. wohin
3. warum
4. welche

______ kommst du? Aus Frankreich

1. wohin
2. woher
3. warum
4. welche

Zijn je doelen bereikt?

Je weet wat Duitse vraagwoorden zijn

Je weet de vertalingen van de 9 Duitse vraagwoorden

Je kunt de vraagwoorden in een Duitse zin plaatsen

Welke 9 vraagwoorden zijn er?

wie = wer

wat = was

waar = wo

waarheen = wohin

waarvandaan = woher

hoe = wie

wanneer = wann

waarom = warum

welk(e) = welche

Welke Duitse vraagwoorden met vertalingen ken je nu?
(vul in als je tijd over hebt)