Over Taal blok 3 + 4 - 1BK

OVER TAAL

BLOK 3 + 4



Op Niveau

1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

OVER TAAL

BLOK 3 + 4



Op Niveau

Slide 1 - Diapositive

Blok 3 Na deze paragraaf:
  • begrijp je de betekenis van verschillende schooltaalwoorden;
  • begrijp je de betekenis van verschillende woorden uit teksten;
  • kun je de betekenis van woorden vinden door ervoor of erna te lezen;
  • kun je grondwoorden in een woordenboek gebruiken;
  • kun je uitleggen wat een samenstelling is.







Slide 2 - Diapositive

Blok 4 Na deze paragraaf:
  • kun je de betekenis van elf schooltaalwoorden geven;
  • kun je de betekenis van tien moeilijke woorden uit teksten geven;
  • ken je de betekenis van tien uitdrukkingen (figuurlijk taalgebruik);
  • kun je de betekenis van woorden vinden door te kijken naar bekende stukjes;
  • kun je de juiste betekenis kiezen in het woordenboek.




Slide 3 - Diapositive

Hij gaat geregeld naar de sportschool.
Wat betekent 'geregeld' in deze zin?
A
georganiseerd
B
vaak

Slide 4 - Quiz

"In de rust stonden we achter, maar uiteindelijk hebben we de wedstrijd gewonnen."
Wat betekent 'uiteindelijk'?
Tek

Slide 5 - Question ouverte

"Aangezien ik goed geleerd heb, haal ik een goed cijfer voor de toets."
Wat betekent 'aangezien'?

Slide 6 - Question ouverte

optimistisch betekent
A
dat je alles van de zonnige kant ziet
B
dat je denkt dat alles slecht afloopt

Slide 7 - Quiz

Het tegenovergestelde van optimistisch is
A
potimistisch
B
pessimistisch
C
neertimistisch

Slide 8 - Quiz

Omschrijf het woord 'onlangs' leg uit?

Slide 9 - Question ouverte

Omschrijf het woord 'modern' leg uit?

Slide 10 - Question ouverte

Wat is een grondwoord?

Slide 11 - Question ouverte

Wat is het grondwoord van 'gekookt'?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is het grondwoord van 'gevoetbald'?

Slide 13 - Question ouverte

Wat is het grondwoord van 'gedanst'?

Slide 14 - Question ouverte

Bij welk woord kijk je in het woordenboek als je de betekenis wilt weten van pastoortje?

Slide 15 - Question ouverte

Bij welk woord kijk je in het woordenboek als je de betekenis wilt weten van skiliften?

Slide 16 - Question ouverte

Bij welk woord kijk je in het woordenboek als je de betekenis wilt weten van de uitdrukking
"De koe bij de hoorns vatten"?

Slide 17 - Question ouverte

Verzin zelf twee zinnen met het woord ‘net’. Elke zin heeft een andere betekenis.

Slide 18 - Question ouverte

Het tegenovergestelde van 'letterlijk' is
A
getallijk
B
figuurlijk

Slide 19 - Quiz

Welke zin is figuurlijk?
A
Ze kookt de soep.
B
Ze kookt van woede.

Slide 20 - Quiz

Welke zin is letterlijk?
A
Ik kijk naar mijn vieze vingers.
B
Deze keer zie ik het door de vingers.

Slide 21 - Quiz

Schrijf de trappen van vergelijking op van het woord ‘groot’.

Slide 22 - Question ouverte

Schrijf de trappen van vergelijking op van het woord ‘goed’.

Slide 23 - Question ouverte

Schrijf de trappen van vergelijking op van het woord ‘weinig’.

Slide 24 - Question ouverte

Schrijf de trappen van vergelijking op van het woord ‘gek’.

Slide 25 - Question ouverte

Na deze paragraaf:
  • kun je de betekenis van elf schooltaalwoorden geven;
  • kun je de betekenis van tien moeilijke woorden uit teksten geven;
  • ken je de betekenis van tien uitdrukkingen (figuurlijk taalgebruik);
  • kun je de betekenis van woorden vinden door te kijken naar bekende stukjes;
  • kun je de juiste betekenis kiezen in het woordenboek.




Slide 26 - Diapositive

timer
20:00

Slide 27 - Diapositive