h2- les werkwoordspelling 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Welkom!

Komende weken = toetsstof toetsweek

1. hoofdletters & "" aanhalingstekens 

2. aan elkaar of los? 

3. werkwoordspelling 

Check-in 

1. Korte uitleg van de werkwoordspelling

2. Maken spiekbriefje

3. Opdrachten maken zelfstandig. 

Deze les:

1

Werkwoordspelling

1. voltooid deelwoord of persoonsvorm? 

Als hij over zijn grote ambities vertelt, verbaast Cas de docent. 

Toen hij over zijn grote ambities heeft verteld, was de docent verbaasd. 

2. Engelse werkwoorden

Zelfde regels als in het Nederlands. Soms heb je wel een extra letter nodig voor de uitspraak: racen: stam -en is rac en dan klinkt niet, dus wordt de stam: race. pvtt = +t dus racet en pvvt + te dus racete. 

Werkwoordspelling: lastig

Welke stappen zet je om de juiste werkwoordsvorm te vinden? 

Maak een spiekbriefje

Opdrachten van werkwoordspelling h1 t/m h6 uit je boek:

H1: opdracht 2 (gebiedende wijs)

H2: opdr 1, 2 en 4 (Engelse werkwoorden)

H3: opdr 1 en 2 (lastige werkwoordsvormen)

H4: opr 1, 3 en 4 (lastige werkwoordsvormen)

H5: opdr 1, 2, en 3 (samengestelde zinnen)

H6: opdr 1 en 2 (verleden tijd of voltooid deelwoord)

Opdrachten maken 

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: timen

1. timde
2. timdde
3. timete
4. timede

hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: deleten

1. delette
2. deletete
3. deledde
4. deletette

Wie zich tot de burgemeester (wenden), (krijgen) zeker antwoord.

1. wend - krijgt
2. wend - krijg
3. wendt - krijgt
4. wendt - krijg

Toch (krijgen) ze bijna een ongeluk, toen in een bocht van de weg de auto (slippen).

1. krijgden - slipden
2. kregen - slipten
3. krijgen - slipde
4. kregen - slipte

Welke vorm hoort op de puntjes?
De .........toren staat op de monumentenlijst

1. verlichten
2. verlichte
3. verlichtte
4. verlichtten

Zijn vader (verwachten) niet anders van hem.

1. verwacht
2. verwachte
3. verwachtte
4. verwachtten

Engelse werkwoorden
hoe schrijf je het volgende werkwoord in de hij-vorm, vt: lunchen

1. lunchte
2. lunchde
3. lunchtte
4. lunchdde

Wanneer het licht (branden), is de kans groot dat er nog een trein langs (rijden)

1. brandt-rijdt
2. brand-rijd
3. brandt-rijd
4. brand-rijdt

Ik kan werkwoorden op de juiste manier spellen

😒🙁😐🙂😃