10.3 Opgroeien

10.3 Opgroeien - Leerdoelen
- Welke levensfasen zijn er?
- Wanneer ben je puber?
- Wat betekent LHBTI?
- Wat is seksueel grensoverschrijdend gedrag?
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

10.3 Opgroeien - Leerdoelen
- Welke levensfasen zijn er?
- Wanneer ben je puber?
- Wat betekent LHBTI?
- Wat is seksueel grensoverschrijdend gedrag?

Slide 1 - Diapositive

Op welke twee manieren ontwikkelen mensen zich?

Slide 2 - Question ouverte

Welke levensfasen zijn er?
Je leven bestaat uit levensfasen. Tijdens deze fase verander je. Dit noem je ontwikkeling.

Er zijn twee soorten ontwikkeling:
  1. Lichamelijke ontwikkeling
  2. Geestelijke ontwikkeling

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Welke geslachtskenmerken ontwikkelen zich tijdens de puberteit?
A
Primaire geslachtskenmerken
B
Secondaire geslachtskenmerken

Slide 5 - Quiz

Wanneer ben je puber?
De veranderingen die je doormaakt in de puberteit vinden door hormonen plaats. 

De Hypofyse is een hormoonklier die het groeihormoon maakt.
Een ander hormoon zorgt ervoor dat de geslachtsorganen zelf geslachtshormonen gaan maken.
  • Zaadballen maken testosteron --> meer zaadcellen
  • Eierstokken  maken oestrogeen --> eicellen

Slide 6 - Diapositive

Aan de slag
Maak nu opdracht 4, 5 & 6
timer
5:00

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Vidéo

Leerdoelen
  1. Je kunt uitleggen wat de voortplantingsorganen en -cellen van planten zijn.
  2. Je kunt uitleggen hoe een bloem bestoven wordt.
  3. Je kunt uitleggen hoe een bloem bevrucht wordt.
  4. Je kunt uitleggen hoe zaadjes en vruchten ontstaan.
  5. Je kunt uitleggen waaruit de levenscyclus van een plant bestaat.
  6. Je kunt uitleggen hoe stuifmeel en zaden worden verspreid.

Slide 10 - Diapositive

Waarvoor heeft een plant bloemen?
De voortplantingscellen zitten in de bloemen.

Daar kunnen ze elkaar bevruchten.

Daaruit ontstaan de nakomelingen = zaadjes (waaruit een plantje kan groeien).

Zaadcellen noemen we de stuifmeelkorrels.
Eicellen zijn bij planten ook eicellen.

Slide 11 - Diapositive

De bloem
Meeldraad
- helmdraad
- helmknop met stuifmeelkorrels

Stamper
- stempel
- stijl
- vruchtbegingsel met zaadbeginsels waarin eicellen zitten

Slide 12 - Diapositive

Insectenbloemen
Insect verzamelt nectar.

Stuifmeel plakt aan insect, en plakt aan de stempel bij dezelfde/ andere bloem.

Slide 13 - Diapositive

Windbloemen
De wind neemt het stuifmeel mee.
Komt op de stempels van andere bloemen.

Slide 14 - Diapositive

Mensen met hooikoorts zijn allergisch voor stuifmeelkorrels.
Van welke planten komen deze stuifmeelkorrels?
A
windbloemen
B
insectenbloemen
C
zowel wind- als insectenbloemen
D
alleen van gras

Slide 15 - Quiz

bestuiven en bevruchten

Bestuiven = stuifmeel komt (door insect of wind) op de stempel 

De stuifmeelkorrel vormt een buis door de stijl naar beneden, richting de vruchtbeginsels (met daarin de eicellen).

Bevruchten = kern van stuifmeelkorrel en eicel smelten samen - bevruchte eicel

Slide 16 - Diapositive

Hoe onstaan zaden en vruchten?
Na de bevruchting begint alles te groeien:

1. het vruchtbeginsel van de stamper groeit uit tot een vrucht

2. binnenin het vruchtbeginsel groeien alle zaadbeginsels waarbij de eicel is bevrucht uit tot een zaadje

Slide 17 - Diapositive

Zaden
- kiem (mini blaadje en mini worteltje)
- zaadlobben met reservevoedsel

Stop je een zaadje in de grond, dan wordt de kiem een nieuw plantje (gebruikt eerst het reservevoedsel uit de zaadlobben)

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Vidéo

Als een plantje ontkiemt dan gebruikt het eerste het reservevoedsel uit de zaadlobben. Hoe komt het plantje aan zijn voedsel als dit reservevoedsel op is?

Slide 20 - Question ouverte

Vruchten
De kroonbladeren verschrompelen en vallen af.
De kelkbladeren blijven soms nog zitten (onderkant appel).

Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht (soms met veel vruchtvlees) met binnenin de zaadjes.

Slide 21 - Diapositive

Verspreiding van de zaden (in de vruchten)
De zaadjes (in de vruchten) moeten verspreid worden zodat ze op een geschikte plek kunnen ontkiemen.

1. verspreiding door dieren
- vruchten eten en zaadjes poepen
- vruchten met weerhaakjes die in vacht kleven
2. verspreiding door plant zelf
3. verspreiding door de wind

Slide 22 - Diapositive

Vruchten
De kroonbladeren verschrompelen en vallen af.
De kelkbladeren blijven soms nog zitten (onderkant appel).

Het vruchtbeginsel groeit uit tot een vrucht (soms met veel vruchtvlees) met binnenin de zaadjes.

Slide 23 - Diapositive

Een appel valt van de boom en ligt direct onder de boom op de grond. Is dit een geschikte plek om te ontkiemen? Leg je antwoord uit.

Slide 24 - Question ouverte


Juist of onjuist?
Een paardenbloem is een windbloeier.
A
juist
B
onjuist

Slide 25 - Quiz

Zwangerschap heeft 2 fasen
1. De eerste 12 weken
In deze fase ontstaan alle organen van het kind. Dit heet ontwikkeling, het ongeboren kind heet dan een embryo

2. Van week 12 tot geboorte
In deze fase vindt alleen groei plaats, je noemt het ongeboren kind dan een foetus

Slide 26 - Diapositive

Zwangerschap heeft 2 fasen
1. De eerste 12 weken
In deze fase ontstaan alle organen van het kind. Dit heet ontwikkeling, het ongeboren kind heet dan een embryo

2. Van week 12 tot geboorte
In deze fase vindt alleen groei plaats, je noemt het ongeboren kind dan een foetus

Slide 27 - Diapositive

Zwangerschap heeft 2 fasen
1. De eerste 12 weken
In deze fase ontstaan alle organen van het kind. Dit heet ontwikkeling, het ongeboren kind heet dan een embryo

2. Van week 12 tot geboorte
In deze fase vindt alleen groei plaats, je noemt het ongeboren kind dan een foetus
Levenscyclus

1-jarig
2-jarig
meerjarig

Slide 28 - Diapositive

Welke leerdoelen beheers je nog niet?
  1. Je kunt uitleggen wat de voortplantingsorganen en -cellen van planten zijn.
  2. Je kunt uitleggen hoe een bloem bestoven wordt.
  3. Je kunt uitleggen hoe een bloem bevrucht wordt.
  4. Je kunt uitleggen hoe zaadjes en vruchten ontstaan.
  5. Je kunt uitleggen waaruit de levenscyclus van een plant bestaat.
  6. Je kunt uitleggen hoe stuifmeel en zaden worden verspreid.

Slide 29 - Diapositive

Zijn er nog vragen over 10.4?

Slide 30 - Carte mentale

Huiswerk
Alle opdrachten van §10.4 maken 

Slide 31 - Diapositive