Hoofdstuk 5 CUJO
1 / 11
La durée de la leçon est: 45 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
In welke fase van de customer journey heeft Marketing de grootste invloed?
A
Aankoop, Bewustzijn en Loyalty.
B
Bewustzijn, Overweging en Service.
C
Bewustzijn, Overweging en Loyalty
D
Overweging, Aankoop en Service.
Slide 2 - Quiz
Hoe ziet de uitgebreide versie van een klantreis (customer journey) eruit? Beschrijf het aantal fasen en geef aan wat er in die fasen centraal staat. De eerste fase wordt gegeven.
Slide 3 - Question ouverte
Geef voor elke fase van de customer journey aan of Marketing of Sales verantwoordelijk is voor de fase.
Slide 4 - Question ouverte
Waarvoor dient de SWOT-analyse?
Slide 5 - Question ouverte
Waarvoor staat de afkorting SMART?
Slide 6 - Question ouverte
De overheid stimuleert de aanschaf van een elektrische auto. Voor autofabrikant Volvo is dat een voorbeeld van …..
A
een bedreiging.
B
een externe factor.
C
een interne factor.
D
een zwakte.
Slide 7 - Quiz
Welke factoren van de SWOT matrix zijn externe factoren?
A
Bedreigingen en Zwaktes.
B
Kansen en Bedreigingen.
C
Kansen en Sterktes.
D
Sterktes en Zwaktes.
Slide 8 - Quiz
In de SWOT matrix staat de O voor Opportunities. Wat is een typisch voorbeeld van een Opportunity?
A
De kostprijs van jouw product kan naar beneden.
B
De vraag naar elektrische auto’s neemt toe.
C
Een concurrent trekt zich terug uit de markt.
D
In China worden geen stroopwafels verkocht.
Slide 9 - Quiz
Wat is een logische volgorde van stappen die je moet zetten om tot een plan te komen?
A
Customer Journey bepalen, SMART doelen bepalen, SWOT analyse maken, Conclusie trekken en Plan van Aanpak opstellen.
B
Customer Journey bepalen, SWOT analyse maken, Conclusie trekken, SMART doelen bepalen en Plan van Aanpak opstellen.
C
SMART doelen bepalen, SWOT analyse maken, Conclusie trekken, Customer Journey bepalen en Plan van Aanpak opstellen.
D
SWOT analyse maken, SMART doelen bepalen, Conclusie trekken, Customer Journey bepalen en Plan van Aanpak opstellen.
Slide 10 - Quiz
Wat schrijf je in een Plan van aanpak?
A
Waarom ga je het plan uitvoeren, wie gaat het doen, wanneer wordt het uitgevoerd, waar vindt de activiteit plaats en wat gaat het kosten.
B
Wat ga je doen, wie gaat het doen, welke activiteit wordt het uitgevoerd, waar vindt de activiteit plaats en wat gaat het kosten.
C
Wat ga je doen, wie gaat het doen, wanneer wordt het uitgevoerd, waar vindt de activiteit plaats en wat gaat het kosten.
D
Wat kan er fout gaan, wie gaat het doen, wanneer wordt het uitgevoerd, waar vindt de activiteit plaats en wat gaat het kosten.
