HCWC ZORG les 2 - Periode 1

1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
WelzijnMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 10 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

zelfredzaamheid betekent...
A
zelf alles doen
B
jezelf redden als je in problemen bent
C
dagelijkse handelingen zelf doen
D
ik weet het niet

Slide 2 - Quiz

Slide 3 - Diapositive

Zelfredzaamheid is goed voor het zelfvertrouwen
A
klopt
B
klopt niet

Slide 4 - Quiz

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

zelfredzaamheid verbetert de gezondheid van de cliënt
A
klopt
B
klopt niet

Slide 7 - Quiz

zelfredzaamheid verbetert de kwaliteit van het leven
A
klopt niet
B
klopt echt wel

Slide 8 - Quiz

Samenredzaamheid is samen met...
A
jou
B
de partner
C
het wmo-loket
D
het sociale netwerk

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

signaleren is:
A
gepland
B
ongepland

Slide 12 - Quiz

Signaleren is...
A
constateren
B
invullen

Slide 13 - Quiz

observeren is...
A
gepland
B
ongepland

Slide 14 - Quiz

observeren is..
A
doelgericht
B
doelloos

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Diapositive

Het signaleren van gevoelens hoor ook bij de algehele gezondheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Waaruit kan braaksel ontstaan?
A
Bloed
B
Gal
C
Voedselresten
D
Slijm

Slide 20 - Quiz

Wat doe je wanneer een cliënt pijn aangeeft bij het plassen?
A
Extra laten drinken
B
Even afwachten
C
Collega op de hoogte brengen
D
Vragen of de cliënt wel serieus is

Slide 21 - Quiz

Waar wordt de Bristol stoelgangkaart voor gebruikt?
A
Het is een kaart van de stad Bristol
B
Hiermee kun je aangeven hoe ontlasting eruit ziet
C
Dit wordt alleen gebruikt in het ziekenhuis
D
Geen van de bovenstaande antwoorden is juist

Slide 22 - Quiz

Slide 23 - Diapositive

Waar op het lichaam wordt met dit apparaat de temperatuur gemeten?
A
Anus
B
Onder de armen
C
Voorhoofd
D
In de mond

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Slide 26 - Diapositive

Hoeveel uur slaapt een pasgeborene?
A
5 tot 6 uur
B
8 tot 9 uur
C
12-13 uur
D
tot 18 uur

Slide 27 - Quiz

Hoeveel uur slapen jongeren en jongvolwassenen
A
7 uur
B
8 uur
C
9 tot 10 uur
D
meer dan 10 uur

Slide 28 - Quiz

De afkorting REM in REM-slaap staat voor Rapid Eye Movement
A
Nee dit is niet waar
B
Ja dit klopt

Slide 29 - Quiz

Slide 30 - Diapositive