1M chap 5 21-6

• Frans
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 1

Programme

récapitulation

nakijken le bilan

voorbereiden toets

Le programme d'aujourd'hui:

• Doornemen wat je moet weten voor de toets
• Herhaling ch 5: -Oefeningen passé composé
                                 - adjectifs (bijvoeglijk naamwoord
• 
  

Le but --> à la fin de ce cours:

• Je connais chapitre 5 

V.t.t. (Voltooid tegenwoordige tijd)

Ik heb gelopen

Jij hebt gegeten
Wij hebben gekocht

DUS: Hulpwerkwoord AVOIR en VOLTOOID DEELWOORD

Hoe maak je het voltooid deelwoord? 

Hoe maak je het voltooid deelwoord? 

PARLER: 
PARLER - ER = PARL

+ É = PARLÉ

PASSÉ COMPOSÉ

Hulpwerkwoord AVOIR +
Voltooid deelwoord

J'AI mangÉ
Nous AVONS parlÉ
Ils ont dansÉ

Hij heeft gepraat

1. Il a parlé
2. Ils ont parlé
3. Elle a parlé
4. Nous avons parlé

Tu (écouter) in de passé composé:

1. as écouté
2. a écouté
3. ont écouté
4. e écouté

Mon père ... (tomber).

1. tombé
2. a tombé
3. est tombé
4. est tombés

Ik heb gegeten

1. j'ai mangé
2. j'ai mangée
3. je suis mangé

Vertaal: Marianne heeft gedanst

1. Marianne dansé
2. Marianne as dansé
3. Marianne a dansé
4. Marianne danse

Elle_________ (danser) avec sa soeur.

1. dansé
2. a dansé
3. avez danser
4. ai dansé

hij heeft gekeken

1. Il a regardée
2. Il a regardés
3. Il a regardé

Wat is het voltooid deelwoord van parler?

1. parle
2. parlons
3. parlé

Wat is de uitgang van het bijvoeglijk naamwoord,
vrouwelijk enkelvoud

1. s
2. e
3. es
4. niks

Een bijvoeglijk naamwoord....

1. zegt iets over een zelfstandig naamwoord
2. zegt iets over een werkwoord

Wat is hier de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

1. Elle porte les lunettes verts.
2. Elle porte les lunettes vert.
3. Elle porte les lunettes verte.
4. Elle porte les lunettes vertes.

Bijvoeglijk naamwoord
J'ai les cheveux ...

1. blond
2. blonde
3. blonds
4. blondes

Wat is het juiste adjectif?
Les chaussures sont brune / brunes

1. brune
2. brunes

Wat is de juiste vorm van het bijvoeglijk naamwoord?

1. Il porte un pull noire.
2. Il porte un pull noir.
3. Il porte un pull noirs.
4. Il porte un pull noires.

Hoe maak je een bijvoeglijk naamwoord 'vrouwelijk' ?

1. met een extra -e
2. met een extra -s
3. met 'la'
4. een bnw is altijd mannelijk

De bijvoeglijke naamwoorden

Les adjectifs

   Vragen?