Herhaling thema 2

Herhaling thema 2
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 20 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Herhaling thema 2

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen
20 min herhaling
25 min Samenvatting schrijven, tijd voor vragen

Slide 2 - Diapositive

1. Je kunt de functies van voedingsstoffen en voedingsvezels in voedingsmiddelen noemen


Er zijn vier hoofdgroepen voedingsstoffen.
  1. Bouwstoffen
  2. Brandstoffen
  3. Reservestoffen
  4. Beschermende stoffen. 

Slide 3 - Diapositive

Voedingsvezels (of vezels)
Is een verzamelnaam voor stoffen uit planten die je lichaam NIET kan verteren 
Zitten vooral in groente, fruit, aardappelen, volkorenbrood, peulvruchten, noten en ontbijtgranen 

Ze zorgen voor een verzadigd gevoel
Nodig voor een goede darmontwikkeling

Slide 4 - Diapositive

2. Je kunt zes groepen voedingsstoffen noemen met hun functies en kenmerken

Slide 5 - Diapositive

3. Je kunt de functies van vertering, verteringssappen en enzymen beschrijven
Vertering gebeurt met verteringssappen. Die verteringssappen worden gemaakt in de verteringsklieren: zie afb. hiernaast

Veel verteringssappen bevatten enzymen, zijn stoffen die de reactie versnellen, voedingsstoffen worden sneller afgebroken. 


Slide 6 - Diapositive

4. Je kunt de delen van een gebit noemen met hun functies
Door te kauwen worden de stukjes verdeeld in kleinere stukjes waardoor het beter kan worden verteerd

Speeksel wordt ook toegevoegd

Slide 7 - Diapositive

5. Je kunt de werking en functie van de darmperistaltiek beschrijven
In de wand van de darm zitten spieren
Lengte spieren, zitten in de lengte
Kringspieren zitten eromheen

Deze spieren samen vormen een 
peristaltische beweging 

Slide 8 - Diapositive

6. Je kunt in een afbeelding de delen van het verteringsstelsel benoemen
Lang kanaal van de mond naar de anus

Voedsel wordt verkleind in 
verteringsproducten en opgenomen 
in het bloed= verteren

Niet alle voedingsstoffen 
moeten worden verteert!



Slide 9 - Diapositive

7. Je kunt de functies en kenmerken van de delen van het verteringsstelsel noemen
  • Mondholte: Kleine stukjes kauwen - speekselklieren - speeksel – eten glijbaar maken
  • Keelholte: slikken – verslikken
  • Slokdarm: peristaltische bewegingen
Je neusholte wordt afgeschermd met de huis en de luchtpijp met het strotklepje

Slide 10 - Diapositive

De maag (buitenkant)
De maag (binnenkant)
In de maag zit                   De maag is altijd in beweging door 
maagsap                             lengtespieren
Maagportier sluit 
de maag af, 

laat steeds maar een beetje voedsel doorgaan naar de 12vingerigedarm

Slide 11 - Diapositive

Lever, galblaas, twaalfvingerige darm en alvleesklier
In de twaalfvingerigedarm komen de sappen van de lever en de alvleesklier

De lever maakt gal aan, wordt opgeslagen in de galblaas
De alvleesklier maakt alvleeskliersap


Slide 12 - Diapositive

Dunne darm
Is ongeveer 6m lang?!
In de wand liggen darmklieren die darmsap maken. 
De voedselbrij in de dunne darm bevat veel water, hierin zitten voedingsstoffen en verteringsproducten opgelost
Deze worden opgenomen in het bloed
In de wand zitten darmplooien, deze maken het oppervlakte groter
De wanden zijn erg dun, zodat de stoffen er makkelijk doorheen kunnen

Slide 13 - Diapositive

Blindedarm, dikke darm, endeldarm
De dikke darm is 1,5m lang. De onverteerde voedseldelen uit de dunnen darm komen hier terecht, bevat nog veel water. De dikke darm neemt dit water op in het bloed.

De ingedikte voedselbrij met onverteerde resten komt terecht in de endeldarm.
Hier wordt alles opgeslagen tot de endeldarm vol zit en je het signaal krijgt dat je moet poepen.
Je kan zelf de sluitspier (anus) openen en jezelf zo 'ontlasten'.


Slide 14 - Diapositive

8. Je kunt met de schijf van vijf adviezen voor een gezonde voeding geven
Adviezen voor gezond eten
Groen: vooral vitaminen
Geel: vooral vetten
Roze: vooral eiwitten
Oranje: vooral koolhydraten
Blauw: vooral water

Hoe groter de vak hoe meer je ervan moet hebben

Slide 15 - Diapositive

9. Je weet wat een gezond gewicht is en welke keuzen daaraan kunnen bijdragen
Hoe meer je eet, hoe meer je gewicht toeneemt
Bij iedereen heeft gewicht te maken met erfelijke eigenschappen
  • bouw vh lichaam
  • stofwisseling (snel/langzaam)
  • dikte onderhuidse vetlaag

Slide 16 - Diapositive

Overgewicht
Bij overgewicht of obesitas (ernstig overgewicht) is er teveel vet in het lichaam opgeslagen.

Mensen met overgewicht hebben meer kans op hart- en vaatziekten en diabetes (suikerziekte).
Overgewicht is ook slecht voor de gewrichten.

Slide 17 - Diapositive

Ondergewicht
Ondervoeding= te weinig voedingsstoffen nemen
Een te laag lichaamsgewicht noem je ondergewicht.
Hierbij kan er een tekort aan voedingsstoffen ontstaan.

Iemand met ondergewicht kan sneller ziek worden 
en is sneller moe en lusteloos.
Er is een grotere kans op botbreuken.

Slide 18 - Diapositive

10. Je kunt mogelijke oorzaken en gevolgen van eetstoornissen noemen en enkele voorbeelden geven
Bij een eetstoornis is eten een moeilijke zaak. Mensen met een eetstoornis hebben negatieve gevoelens over hun gewicht.
Voorbeelden van eetstoornissen:
  • Anorexia nervosa (weigeren om te eten, ondergewicht)
  • Boulimia nervosa (eet soms maar braakt of gebruikt laxeermiddelen, ondergewicht)
  • Eetbuisstoornis (overgewicht)

Slide 19 - Diapositive

Wat ga je doen
Samenvatting maken (kijk goed naar de blauwe woorden)

Tijd om vragen te stellen

Slide 20 - Diapositive