SCC - Uitdrukkingen

• Nederlands
• MBO
• Studiejaar 2

ZRGVEPL419AK

Wat is figuurlijk taalgebruik?

Letterlijk vs. figuurlijk

• Letterlijk taalgebruik -> Wat er staat, is wat je bedoelt.

-Toen Jan gegeten had, legde hij zijn handen op zijn buik.

• Figuurlijk taalgebruik -> Er staat iets anders dan wat je bedoelt.

-Mijn ouders zijn twee handen op één buik.

Uit de rest van de tekst kun je opmaken of een zin letterlijk of figuurlijk bedoeld is.

In Canada zagen we een bruine beer.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Mijn nonkel is een beer van een vent.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

De iPhone is de Rolls-Royce onder de mobieltjes.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Mijn Rolls-Royce staat tussen de andere auto´s geparkeerd.

1. Letterlijk
2. Figuurlijk

Welke uitdrukkingen kennen jullie al?

Uitdrukkingen

*Een uitdrukking is een vast groepje woorden dat altijd figuurlijk bedoeld is.

Het wordt groen en geel voor de ogen.

Uit de doppen kijken

Niet door de beugel kunnen. 

Op iemands tenen trappen.

Iemand de oren afzagen

Duizelig of misselijk worden

Goed opletten

Dat mag niet. 

Iemand beledigen. 

Steeds blijven aandringen

De boze student had nog een appeltje met zijn leerkracht te schillen.

1. De student moest voor zijn docent een appel gaan schillen.
2. De student moest nog een vervelende zaak afhandelen.
3. De student wou extra uitleg over een oefening komen vragen.

1. een muurbloempje zijn
2. de bloementjes buiten zetten

1. spijkers op laag water zoeken
2. schroeven op laag water zoeken

1. de kastanjes voor iemand uit het vuur halen
2. de marshmallows voor iemand uit het vuur halen

1. de stoute schoenen aantrekken
2. de stoute laarzen aantrekken

Je hart vasthouden.

1. zorgen dat iets niet te veel overlast of schade oplevert
2. iets stiekem doen
3. ergens bang voor zijn.
4. iets proberen

Haar op je tanden hebben.

1. Snel boos worden.
2. Verlegen zijn.
3. Je tegenpartij flink te woord durven staan.
4. Veel vragen hebben.

Iemand de hand boven
het hoofd houden.

In hart en nieren.

Een speld in een hooiberg zoeken.

Met vuur spelen.

Brood op de plank hebben.

Ik weet nu de betekenis van de tien uitdrukkingen.

110