schakelingen Relais

Schakelingen
Klas 3 MAVO
1 / 16
suivant
Slide 1: Diapositive
NatuurkundeMiddelbare schoolvmbo g, tLeerjaar 3

Cette leçon contient 16 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Schakelingen
Klas 3 MAVO

Slide 1 - Diapositive

Leerdoel
Weten hoe een Relais werkt

Slide 2 - Diapositive

Sleep naar de juiste plaats
R
 E
t
I
W
J
A
s
V
Ohm
Watt
Joule
Volt

Slide 3 - Question de remorquage

Relais

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Relais
Woordt aangezet door een elektromagneet en heeft een:
Maakcontact
Breekcontact

Slide 6 - Diapositive

Maakcontact
Is de relais aangesloten op het maakcontact is de stroomkring compleet; er kan stroom lopen
Lamp gaat aan

Slide 7 - Diapositive

Breekcontact
Is de relais verbonden met het breekcontact is er geen complete stroomkringt; er kan geen stroom lopen. De verbinding is verbroken.
de lamp gaat uit

Slide 8 - Diapositive

Relais

Slide 9 - Diapositive

Het relais
Het relais is een schakelaar die wordt bediend door een elektromagneet. 
Een elektromagneet bestaat uit een spoel en een ijzeren kern.

Slide 10 - Diapositive

Elektromagneet & relais
De elektromagneet moet eerst aan staan. Er ontstaat dan een magnetisch veld. Dit trekt de veer/schakelaar aan waardoor deze naar het maakcontact toe gaat.
Gaat de elektromagneet uit verliest het een magnetisch veld. De veer/schakelaar wordt niet meer aangetrokken en veert terug naar het breekcontact => lamp uit

Slide 11 - Diapositive

Relais
Een kleine stroomkring zet een grote stroomkring aan.
Het is een automatische schakelaar

Slide 12 - Diapositive

Relais
Er zijn dus 2 aparte stroomkringen

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Wat is de functie van het relais?
A
Het relais meet de spanning
B
Het relais werkt als spanningsdeler
C
Het relais meet de stroomsterkte
D
Het relais werkt als schakelaar

Slide 15 - Quiz

In figuur 3 is een lamp aangesloten op een relais.
Wanneer brandt de lamp?

A
Als schakelaar A en B gesloten zijn
B
Als A en B open zijn
C
Als A gesloten en B open is
D
Als A open en B gesloten is

Slide 16 - Quiz