2BK - Cursus Taal - §3 §4 Jongerentaal en nieuwe taal/voor- en achtervoegsel

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
Inloggen LessonUp;
Zitten volgens plattegrond;
Pak je materiaal voor.
1 / 13
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

In deze les zitten 13 slides, met tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
Inloggen LessonUp;
Zitten volgens plattegrond;
Pak je materiaal voor.

Slide 1 - Tekstslide

Slide 2 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 4 - Taal
1. Lesdoelen
2. Huiswerk nakijken (alleen voor kader)
3. Terugblik vorige les
4. Jongerentaal + achter- en voorvoegsels
5. Opdrachten
6. Afsluiten (Kahoot)

Slide 3 - Tekstslide

  • Je leert wat het begrip 'jongerentaal' betekent;
  • Je leert wat het begrip 'Standaardnederlands' betekent;
  • Je weet hoe een woord met een voor- of achtervoegsel wordt gevormd.
Lesdoelen

Slide 4 - Tekstslide

Huiswerk
We kijken opdracht 1,2,4,5 & 6 na uit §2 op blz. 90-91

Noteer de goede antwoorden in je schrift!

Slide 5 - Tekstslide

§3 Jongerentaal
Blz. 92-93
Je bent stil tijdens de uitleg!

Slide 6 - Tekstslide

Begrippen
- Samen de tekst lezen op blz. 94 -

Standaardnederlands- het Nederlands dat als correct taalgebruik wordt gezien.

Jongerentaal/ straattaal - taal die afwijkt van de standaardtaal en vooral door jongeren op de straat wordt gesproken.

Slide 7 - Tekstslide

Slide 8 - Video

Dat betekent dat mensen de nieuwe woorden maar voor een korte periode gebruiken. Wordt het woord wel langer gebruikt? Dan komt het woord in het woordenboek. Denk maar eens aan de woorden die tijdens covid zijn ontstaan:
raamvisite, hoestschaamte.
Nieuwe woorden zijn trendgevoelig

Slide 9 - Tekstslide

Wat?
Cursus 4, paragraaf 3: Jongerentaal en nieuwe taal
Basis: maken opdracht 2 & 3 (blz. 90-91)
Kader: maken opdracht 1 & 2 (blz. 92-93)
Hoe?
Zelfstandig en in stilte. Zet de antwoorden in je schrift.
Hulp?
Steek je vinger op, de docent komt bij je. 
Tijd?
7 minuten.
Klaar?
Laat het controleren door de docent. Na 7 minuten gaan we het bespreken.
Aan de slag
timer
7:00

Slide 10 - Tekstslide

§4 Voor- en achtervoegsels
Blz. 94-95
Je bent stil tijdens de uitleg!

Slide 11 - Tekstslide

Begrippen

Voorvoegsel- stuk dat voor een woord wordt geplakt om een nieuw woord te vormen.
-on, -her, -wan 
oneerlijk, herexamen, wanorde

Achtervoegsel - stukje dat achter een woord wordt geplakt om een nieuw woord te vormen. 
-heid, -loos, -baar 
schoonheid, herexamen, kostbaar

Slide 12 - Tekstslide

Wat?
Cursus 4, paragraaf 4: Voor- en achtervoegsel
Basis: maken opdracht 2,3 & 4 (blz. 92-93)
Kader: maken opdracht 2,3 & 4 (blz. 94-95)
Hoe?
Zelfstandig en in stilte. Zet de antwoorden in je schrift.
Hulp?
Steek je vinger op, de docent komt bij je. 
Tijd?
Tot 5 minuten voordat de les eindigt.
Klaar?
Dan heb je geen huiswerk en mag je iets voor jezelf doen.
Aan de slag

Slide 13 - Tekstslide