WRE 2TN - Cursus Taal - §4 Voor- en achtervoegels

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
Inloggen LessonUp;
Zitten volgens plattegrond;
Pak je materiaal voor.
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo b, kLeerjaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ NEDERLANDS!
Inloggen LessonUp;
Zitten volgens plattegrond;
Pak je materiaal voor.

Slide 1 - Tekstslide

Planning

Uitleg werkwoordspelling 

Zelfstandig met de oefeningen aan de slag
P L A N N I N G
Cursus 4 - Taal
1. Lesdoelen
2. Herhalingsvragen
3. Uitleggen voor- en achtervoegsels
4. Samen oefenen
5. Zelfstandig werken
6. Lesdoelen checken
7. Afsluiten

Slide 2 - Tekstslide

  • Je leert wat voorvoegsels zijn;
  • Je leert wat achtervoegsels zijn;
  • Je leert voor- en achtervoegsels in woorden herkennen.
Lesdoelen

Slide 3 - Tekstslide

Er volgen nu wat herhalingsvragen

Slide 4 - Tekstslide

Hoe kunnen nieuwe woorden ontstaan in onze taal?

Slide 5 - Open vraag

Taal verandert nooit.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Jongerentaal wijkt af van het Standaardnederlands.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 7 - Quizvraag

Wat zijn leenwoorden?
A
woorden waarbij meerdere zelfstandige naamwoorden aan elkaar zijn geplakt.
B
woorden die afgeleid zijn van een ander woord.
C
woorden die we over hebben genomen uit een andere taal.
D
bestaande woorden met een nieuwe betekenis.

Slide 8 - Quizvraag

Wat is een voorbeeld van een samenstelling?
A
kaasschaaf
B
drerrie
C
croissant
D
toilet

Slide 9 - Quizvraag


Voor- en achtervoegsels

Slide 10 - Tekstslide

Is een stukje dat voor een woord wordt geplakt om een nieuw woord te maken. 

  • Anti, her, mini, non, wan, inter.
    ver- : verbouwen, verkopen
    on- : ongunstig, oneerlijk
    ont- : ontmoedigen, onteigenen
    her– : herexamen, heroverwegen
Een voorvoegsel

Slide 11 - Tekstslide

Is een stukje dat achter een woord wordt geplakt om een nieuw woord te maken. 

  • -baar, -heid, -ing, -loos.
    -heid : schoonheid, traagheid
    -lijk :
    koninklijk, hoofdzakelijk
    -loog, -logie :
    technoloog, psychologie
    –rijk: belangrijk, omvangrijk
Een achtervoegsel

Slide 12 - Tekstslide

Koppel de voorvoegsels aan het juiste woord.
bouwen
koppelen
rekenen
vriendin
vijand
ver-
ont-
be-
ex-
aarts-

Slide 13 - Sleepvraag

Koppel de achtervoegsels aan het juiste woord.
twee
schoon
ruim
psycho
twijfel
-ling
-heid
-te
-loog
-achtig

Slide 14 - Sleepvraag

Woorden met voorvoegsel
Woorden met achtervoegsel
waardevol
eindeloos
herexamen
herinneren
onnodig

Slide 15 - Sleepvraag

Woord met achtervoegsel
Woord zonder achtervoegsel
bruikbaar
tafelkleed
waardeloos
pindasaus
smaakvol
kritisch
moedig
wangedrag

Slide 16 - Sleepvraag

Wat is het voorvoegsel in het woord:
herexamen

Slide 17 - Open vraag

Wat is een woord met een achtervoegsel?
A
fietstocht
B
smaakvol

Slide 18 - Quizvraag

Wat is het achtervoegsel in 'onderdeel'?
A
el
B
eel
C
deel
D
er is geen achtervoegsel

Slide 19 - Quizvraag

Zelfstandig werken
Wat:
Cursus Taal: §4 Voor- en achtervoegsels
Basis: maak opdr. 1 tot en met 5 (blz. 92-93)
Kader: maak opdr. 2 tot en met 5 (blz. 94-95)
Hoe:
Zelfstandig. Zet de antwoorden in je schrift.
Hulp:
De 4 B's (poster whiteboard)
Tijd:
Tot de laatste vijf minuten van de les.
Klaar:
Kiezen uit:
- Puzzels achterin het lesboek maken
- Samenvatting maken van cursus 4
- Quizvragen bedenken over §4
ZELFSTANDIG WERKEN

Slide 20 - Tekstslide