2ta, 2tb, 2tc Cursus Taal §4

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 1
Cursus 4: TAAL


  • Open alvast je boek op blz. 92-93.
  • Log alvast in op LessonUp
    (de code staat  linksonder in beeld).
§4 Voor- en achtervoegsels
1 / 25
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, tLeerjaar 2

In deze les zitten 25 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

CURSUS 4: Taal   
paragraaf 1
Cursus 4: TAAL


  • Open alvast je boek op blz. 92-93.
  • Log alvast in op LessonUp
    (de code staat  linksonder in beeld).
§4 Voor- en achtervoegsels

Slide 1 - Tekstslide

  • Je kunt uitleggen hoe onze taal verandert.
  • Je weet wat neologismen zijn en hoe die ontstaan.
  • Je weet hoe een woord met een voor- of achtervoegsel wordt gevormd.
Lesdoelen

Slide 2 - Tekstslide

In deze les gaan we:
  • verder met Cursus 4: Taal, paragraaf 4 en 5;
  • in gesprek over de begrippen taalveranderingneologismen en  voor - en achtervoegsels.

Slide 3 - Tekstslide

  • Gebruik je iPad alleen als dat nodig is.
  • Als de docent aan het woord is, is de rest van de klas stil.
  • Als een klasgenoot aan het woord is,
    is de rest van de klas stil.
  • Kortom, we luisteren naar elkaar en weten wanneer we mogen praten.
De regels tijdens een les Nederlands

Slide 4 - Tekstslide

Nieuwe woorden noem je ook wel neologismen.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Hoe komen wij eigenlijk aan neologismen?
Noem één manier.

Slide 6 - Open vraag

Wanneer is een 'nieuw woord' niet meer 'nieuw'?
Probeer dit in je eigen woorden uit te leggen.

Slide 7 - Open vraag

  • Ontlening. We nemen een woord volledig over uit een andere taal.
  • Samenstelling. Twee woorden worden samengevoegd tot één.
  • Een hele nieuwe vorm. Dit komt niet
    heel vaak meer voor. 
Hoe ontstaan nieuwe woorden dan?

Slide 8 - Tekstslide

Dat betekent dat mensen de nieuwe woorden maar voor een korte periode gebruiken. Wordt het woord wel langer gebruikt? Dan komt het woord in het woordenboek. Denk maar eens aan de woorden die tijdens covid zijn ontstaan:
raamvisite, hoestschaamte, 
Neologismen zijn trendgevoelig

Slide 9 - Tekstslide

Ook jongerentaal levert nieuwe woorden op. Denk aan matties, rwina of herres. In jongerentaal ontstaan nieuwe woorden vaak door ontlening: woorden worden geleend uit Surinaams, Turks of Engels.
Jongerentaal

Slide 10 - Tekstslide

Disrespectvol?

Slide 11 - Tekstslide

Slide 12 - Link

Is een stukje dat voor een woord wordt geplakt om een nieuw woord te maken. 

  • Anti, her, mini, non, wan, inter.
    ver- : verbouwen, verkopen
    on- : ongunstig, oneerlijk
    ont- : ontmoedigen, onteigenen
    her– : herexamen, heroverwegen
Een voorvoegsel

Slide 13 - Tekstslide

Koppel de voorvoegsels aan het juiste woord.
bouwen
koppelen
rekenen
vriendin
vijand
ver-
ont-
be-
ex-
aarts-

Slide 14 - Sleepvraag

Is een stukje dat achter een woord wordt geplakt om een nieuw woord te maken. 

  • -baar, -heid, -ing, -loos.
    -heid : schoonheid, traagheid
    -lijk :
    koninklijk, hoofdzakelijk
    -loog, -logie :
    technoloog, psychologie
    –rijk: belangrijk, omvangrijk
Een achtervoegsel

Slide 15 - Tekstslide

Koppel de achtervoegsels aan het juiste woord.
twee
schoon
ruim
psycho
twijfel
-ling
-heid
-te
-loog
-achtig

Slide 16 - Sleepvraag

Slide 17 - Link

Wat?
Cursus 7, paragraaf 4: Voor- en achtervoegsels.
Opdracht 1 (blz. 92-93).
Hoe?
Klassikaal
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten.

Klaar?
Je gaat straks opdracht 2 en 3 nog maken.
Opdracht 1 (klassikaal)
timer
10:00

Slide 18 - Tekstslide

Wat?
Cursus 7, paragraaf 4: Voor- en achtervoegsels.
Opdracht 2 en 3 (blz. 92-93).
Hoe?
Zelfstandig. De eerste vijf minuten in stilte, daarna overleggen.
Hulp
Steek je vinger op als je een vraag hebt.
Tijd
10 minuten.

Klaar?
Maak puzzel 10 (blz. 259).
Opdracht 2 en 3 (individueel)
timer
10:00

Slide 19 - Tekstslide

Verandert de Nederlandse taal vaak? Wat denk jij?
A
De taal verandert vaak
B
De taal verandert nu al een tijdje niet meer
C
De taal verandert nooit

Slide 20 - Quizvraag

  • Je kunt uitleggen hoe onze taal verandert.
  • Je weet wat neologismen zijn en hoe die ontstaan.
  • Je weet hoe een woord met een voor- of achtervoegsel wordt gevormd.
Lesdoelen

Slide 21 - Tekstslide

Wat is de functie van voor- en achtervoegsels?
Leg uit in je eigen woroden.

Slide 22 - Open vraag

Wat vind je tot nu toe goed gaan
tijdens de lessen Nederlands?

Slide 23 - Woordweb

Wat kan nog beter tijdens
de lessen Nederlands?

Slide 24 - Woordweb

Wie heeft nog een vraag over wat we vandaag hebben behandeld?

Slide 25 - Tekstslide