VR06.2 sales - onderhandelingen

1 / 16
volgende
Slide 1: Tekstslide
HandelMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 16 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Slide 2 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Lesdoelen
  • Ik kan het Mastenbroekmodel beschrijven
  • Ik kan de diverse vormen van korting beschrijven
  • Ik kan onderhandelingen voeren en toepassen in de praktijk

Slide 3 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Het onderhandelingsproces
  1. Voorbereidingsfase
  2. Openingsfase
  3. Eerste positiekeuze
  4. Inventarisatiefase
  5. Optiefase
  6. Optiekeuzefase
  7. Impassefase
  8. Afsluitfase
  9. Afhechtfase

Slide 4 - Tekstslide

  1. Voorbereidingsfase. Onderhandelingsdoelen vaststellen
  2. Openingsfase. Aangeven dat je wil verkopen en meedenken.
  3. Eerste positiekeuze. Klant is aan het woord
  4. Inventarisatiefase. Overtuigende argumenten benoemen
  5. Optiefase. Samen met de klant mogelijkheden bedenken
  6. Optiekeuzefase. Gezamenlijk optiekeuze vaststellen
  7. Impassefase. Nogmaals klant overtuigen indien nodig
  8. Afsluitfase. Tekenen of vervolgafspraak plannen.
  9. Afhechtfase. Gezamenlijk order vieren

1. wat gebeurd er in deze fase?

Slide 5 - Open vraag

Voorbereidingsfase. Onderhandelingsdoelen vaststellen
Openingsfase. Aangeven dat je wil verkopen en meedenken.
Eerste positiekeuze. Klant is aan het woord
Inventarisatiefase. Overtuigende argumenten benoemen
Optiefase. Samen met de klant mogelijkheden bedenken
Optiekeuzefase. Gezamenlijk optiekeuze vaststellen
Impassefase. Nogmaals klant overtuigen indien nodig
Afsluitfase. Tekenen of vervolgafspraak plannen.
Afhechtfase. Gezamenlijk order vieren

Mastenbroek model
Volgens Mastenbroek moet je tijdens de onderhandelingen werken aan de machtsbalans, het onderhandelingsklimaat en creativiteit.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Stelling:
Door middel van kortingen kan je klanten (B-2-B) binnenhalen. 

Eens?: hand omhoog
Oneens?: hand omlaag

Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Onderhandelingsstrategieën 
  • Niet te snel korting geven = verlies aan respect
  • Voorbereiding is belangrijk = zelfvertrouwen
  • Betrouwbaarheid > korting*
  • Lage offerteprijs vaak onbetrouwbaar

Slide 8 - Tekstslide

*Korting geven? = iets terug vragen bijv. klant meer bestellen

Kortingen
  1. Betalingskorting: als klant binnen een bepaalde termijn betaald
  2. Seizoenskorting: schaatsen in de zomer tegen bepaalde korting
  3. Kwantumkorting: hoe groter de bestelling hoe meer korting
  4. Relatiekorting: korting bij klant die 10 jaar klant is
  5. Rabatkorting: vermindering op de verkoopprijs (bijv. in %)
  6. Actiekorting: tijdelijke korting (bijv. black Friday)
  7. Omzet- of afnamebonuskorting: verlagen van verkoopprijs n.a.v. prestatie klant

Slide 9 - Tekstslide

  1. Betalingskorting: als klant binnen een bepaalde termijn betaald
  2. Seizoenskorting: schaatsen in de zomer tegen bepaalde korting
  3. Kwantumkorting: hoe groter de bestelling hoe meer korting
  4. Relatiekorting: korting bij klant die 10 jaar klant is
  5. Rabatkorting: vermindering op de verkoopprijs (bijv. in %)
  6. Actiekorting: tijdelijke korting (bijv. black Friday)
  7. Omzet- of afnamebonuskorting: verlagen van verkoopprijs n.a.v. prestatie klant
Van welke korting
is hier sprake?:
A
Omzet- of afnamebonuskorting
B
Kwantumkorting
C
Seizoenskorting
D
Relatiekorting

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke korting
is hier sprake?:
A
Rabatkorting
B
Kwantumkorting
C
Actiekorting
D
Betalingskorting

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Van welke korting
is hier sprake?:
A
Betalingskorting
B
Relatiekorting
C
Actiekorting
D
Seizoenskorting

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van
weerstandsreacties

Slide 13 - Woordweb

Deze slide heeft geen instructies

Oorzaken van weerstandreacties
  •  Misverstand: een klant heeft een bezwaar tegen het aanbod dat berust op een misverstand.
  •  Interesse: de klant heeft geen interesse (meer) in het product.
  •  Nadeel: de klant ziet geen voordeel in het product.
  •  Twijfel: de klant twijfelt aan het voordeel dat het aanbod hem biedt.
  •  Uitstel: de klant wil nog niet op het aanbod ingaan en stelt een beslissing uit.
  •  Spel: de klant ervaart dat er een spelletje met hem/haar gespeeld wordt.
  •  Macht: de klant heeft het gevoel dat hij/zij niet op de juiste onderhandelingspositie staat tegenover de verkopende partij.
  •  Onmogelijkheid: de klant denkt dat hij het aanbod niet kan betalen.

Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Aan de slag
  • Maken opdrachten 6.2: 30 t/m 40
  • Klaar? Extra verwerkingsvraag 7

Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Afsluiting:
Wat heb je geleerd van deze les?

Slide 16 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies