= waarneembare en meetbare eigenschappen (stofniveau)
bijvoorbeeld
- kook/smeltpunt
- kleur
- oplosbaarheid
- hardheid
Slide 4 - Tekstslide
micro niveau
= niveau van deeltjes en hun bindingen (deeltjesniveau)
bijvoorbeeld
- atoom & atoombinding
- molecuul & molecuulbinding
- OH/NHgroep en H-brug
- ionen & ionbinding
- metaalatoom & metaalbinding
Slide 5 - Tekstslide
meso niveau
= ordening van deeltjes in grotere structuren
= ordening van deeltjes ten opzichte van elkaar
niveau tussen micro en macro
bijvoorbeeld
- vezels
- kristallen
- eiwitcomplexen
Slide 6 - Tekstslide
Micro-ABC
REDENEREN over bindingen/moleculen is een ABC-tje
Atoomgroep benoemen (ion/molecuul/keten/... enz)
Binding benoemen
Conclusie trekken
Dit is een handig hulpmiddel om je eigen antwoorden de CONTROLEREN
Vragen op meso-niveau kun je op dezelfde manier beantwoorden als vragen op micro-niveau
Slide 7 - Tekstslide
Je hebt hiervoor bij elk soort deeltjes de juiste naam van de binding geleerd:
Slide 8 - Tekstslide
Toepassen = herhaling H2
Verklaar op microniveau de volgende eigenschappen op macroniveau:
- kook/smeltpunt
- elektrisch geleidingsvermogen
- oplosbaarheid / waterbindend vermogen
- vervormbaarheid / hardheid zouten en metalen
Slide 9 - Tekstslide
kook/smeltpunt
= hoe sterker de deeltjes elkaar aantrekken, hoe hoger het kook/smeltpunt van de stof
Welke bindingen worden verbroken bij het koken van water?
Welke bindingen worden verbroken bij het smelten van ijzer?
Slide 10 - Tekstslide
kook/smeltpunt
hoe sterker de deeltjes elkaar aantrekken, hoe hoger het kook/smeltpunt van de stof
binding
sterk/zwak
kook/smelt-punt
METALEN
metaalbinding
sterk
hoog
ZOUTEN
ionbinding
sterk
hoog
MOLECULAIRE STOFFEN
molecuulbinding
H-brug
zwak
sterker
laag
hoger
Slide 11 - Tekstslide
kook/smeltpunt kook/smelttraject
Tijdens het smelten/koken blijft de temperatuur constant. Alle deeltjes hebben dezelfde binding, die dezelfde hoeveelheid energie kost om te breken. Pas als alle bindingen tussen de deeltjes zijn verbroken, zal de temperatuur weer stijgen
zuivere stof = 1 soort deeltjes
Slide 12 - Tekstslide
kook/smeltpunt kook/smelttraject
zuivere stof = 1 soort deeltjes
mengsel = 2 of meer soorten deeltjes
In een mengsel zijn meerdere stoffen aanwezig. De deeltjes hebben niet allemaal dezelfde binding. De ene soort binding wordt eerder verbroken dan de andere soort binding. Tijdens het stollen/smelten/koken blijft de temperatuur daarom niet constant
Tijdens het smelten/koken blijft de temperatuur constant. Alle deeltjes hebben dezelfde binding, die dezelfde hoeveelheid energie kost om te breken. Pas als alle bindingen tussen de deeltjes zijn verbroken, zal de temperatuur weer stijgen
Slide 13 - Tekstslide
Welke geladen deeltjes zijn aanwezig in een metaal?
welke geladen deeltjes zijn aanwezig in een zout?
= er zijn geladen deeltjes aanwezig die vrij kunnen bewegen
elektrisch geleidingsvermogen
Slide 14 - Tekstslide
= er zijn geladen deeltjes aanwezig die vrij kunnen bewegen
elektrisch geleidingsvermogen
METALEN
In het metaalrooster zijn vrij bewegende valentie-elektronen aanwezig. Hierdoor kan een metaal altijd stroom geleiden
Slide 15 - Tekstslide
= er zijn geladen deeltjes aanwezig die vrij kunnen bewegen
ZOUTEN
elektrisch geleidingsvermogen
METALEN
In het metaalrooster zijn vrij bewegende valentie-elektronen aanwezig. Hierdoor kan een metaal altijd stroom geleiden
Een zout bestaat uit geladen ionen.
In een vast zout kunnen ze niet vrij bewegen (ionrooster). Een vast zout geleidt geen stroom. In een gesmolten zout kunnen de ionen vrij bewegen. Een gesmolten zout geleidt wel stroom door verplaatsing van ionen.
Slide 16 - Tekstslide
Een zout bestaat uit geladen ionen.
In een vast zout kunnen ze niet vrij bewegen (ionrooster). Een vast zout geleidt geen stroom. In een gesmolten zout kunnen de ionen vrij bewegen. Een gesmolten zout geleidt wel stroom door verplaatsing van ionen.
= er zijn geladen deeltjes aanwezig die vrij kunnen bewegen
ZOUTEN
elektrisch geleidingsvermogen
METALEN
MOLECULAIRE SOTFFEN
In het metaalrooster zijn vrij bewegende valentie-elektronen aanwezig. Hierdoor kan een metaal altijd stroom geleiden
Moleculen hebben geen lading en geen vrij bewegende elektronen.
Moleculaire stoffen geleiden daarom geen stroom.
Uitzondering:
- oplossing van zuren bevat H+ ionen. Deze oplossinggeleidt wel stroom
Slide 17 - Tekstslide
oplosbaarheid / waterbindend vermogen
Hoe groter het hydrofobe deel ten opzichte van het hydrofiele deel van het molecuul, hoe slechter de stof mengt met water
moleculaire stoffen die goed mengen/binden met water hebben moleculen met OH- of NH-groepen die H-bruggen kunnen vormen met watermoleculen
Deze stoffen zijn hydrofiel
moleculaire stoffen die niet goed mengen/binden met water hebben moleculen zonderOH- of NH-groepen Ze hebben molecuulbindingen en vormen geen H-bruggen met watermoleculen
Deze stoffen zijn hydrofoob
Slide 18 - Tekstslide
vervormbaarheid / hardheid
Rijen metaal-atomen schuiven langs elkaar heen. Hoe sterker de metaalbinding, hoe moeilijker dit gaat, hoe harder het metaal
legering / roestvrij staal:
Het bijmengen van andere stoffen zorgt voor verstoring van het metaalrooster, omdat atomen nu verschillen in grootte. De rijen kunnen minder goed langs elkaar schuiven. Een legering is daardoor harder dan het zuivere metaal
Een zout kun je niet vervormen: het is bros en breekt zodra je er kracht op uitoefent.
Een zout is opgebouwd uit ionen.
Wanneer de ionen verschuiven, komen gelijke ladingen tegenover elkaar te zitten. Deze stoten elkaar af, de ionbinding wordt verbroken en het ionrooster valt uit elkaar.
METALEN
ZOUTEN
Slide 19 - Tekstslide
redeneren op meso-niveau
- heterogene mengsels
- emulgator
Slide 20 - Tekstslide
heterogeen mengsel
-troebel
- er zijn aparte fasen te onderscheiden
- er is een grensvlak te zien tussen de stoffen
suspensie
emulsie
meso niveau:
ordening van meerdere deeltjes (korreltje/belletje)
Slide 21 - Tekstslide
emulgator
meso niveau:
ordening van meerdere deeltjes (micel)
Een emulgatormolecuul heeft een hydrofobe staart en een hydrofiele kop. De kop mengt met watermoleculen en de staart met oliemoleculen en voorkomt zo dat de emulsie ontmengt
Slide 22 - Tekstslide
H9.2
Slide 23 - Tekstslide
Additiereactie
Wat is een additiereactie?
Waaraan kun je een additiereactie herkennen?
Weet je het nog?
Slide 24 - Tekstslide
Additiereactie
De beginstof is onverzadigd (C=C)
Je voegt klein molecuul toe, bijvoorbeeld:
Br2, Cl2, H2, HF, HCl, HBr, HI of H2O.
De C=C verdwijnt en er ontstaat één nieuwe stof
De reactie verloopt snel
Weet je het nog?
Slide 25 - Tekstslide
Additie van waterstof aan propeen
Bijvoorbeeld:
Slide 26 - Tekstslide
Additiepolymeren
door middel van de additiereactie kun je polymeren maken
Wat is een polymeer?
Slide 27 - Tekstslide
Additiepolymerisatie
Om de reactie op gang te brengen, voeg je een hulpstof toe: de initiator
door UV-straling of warmte wordt de initiator actief en zorgt ervoor dat de eerste C=C openklapt
Slide 28 - Tekstslide
Additiepolymerisatie
daarna reageert dit monomeer met het volgende monomeer enzovoort tot twee halve ketens elkaar tegenkomen:
polymeermolecuul
Slide 29 - Tekstslide
Hoe geef je zo'n groot molecuul weer?
Hier zie je een manier om een polymeer te noteren.
Tussen de vierkante haken noteer je de repeterende eenheid
Dit is het fragment dat zich steeds herhaalt
Slide 30 - Tekstslide
Hoe teken je een additie-polymeer? NOTEER
schrijf de structuurformule van het monomeer op
zorg dat C=C in het midden staat en teken alle zijgroepen en H-atomen naar boven en beneden
laat de dubbele bindingen openspringen
teken een stuk uit het midden van het polymeer door de repeterende eenheden aan elkaar te koppelen en sluit af met een golfje
Voorbeeld: polybut-2-een
Slide 31 - Tekstslide
naamgeving
het polymeer wordt genoemd naar het monomeer waar het mee wordt gemaakt
Noteer & Leer
Slide 32 - Tekstslide
Voorbeelden
Slide 33 - Tekstslide
H9.3
Slide 34 - Tekstslide
Er zijn 2 soorten polymeren
natuurlijke polymeren
(eiwitten, zetmeel, wol, zijde, katoen)
synthetische polymeren
(nylon, acryl, polyester)
Slide 35 - Tekstslide
Eigenschappen van kunststoffen
Kunststoffen zijn slechte geleiders, ze worden dus vaak gebruikt als isolator.
Kunststoffen zijn sterk en bestand tegen vocht
Kunststof is in veel vormen te maken, dus voor heel veel toepassingen te gebruiken.
Slide 36 - Tekstslide
lange polymeren vs korte
Slide 37 - Tekstslide
Thermoplasten
Worden zacht bij verwarmen
Vervormbaar na verwarmen
Ketenpolymeer
Toevoeging: Weekmaker
Slide 38 - Tekstslide
Thermoharders
blijven hard bij verwarmen
of gaan ontleden
hebben crosslinks
Netwerkpolymeer
Slide 39 - Tekstslide
Elastomeren
Elastische kunststoffen
Hebben ook crosslinks,
maar minder dan bij een thermoharder
Kennen we van het synthetische rubber van autobanden
Slide 40 - Tekstslide
Composieten
Zijn opgebouwd uit twee of meer materialen met verschillende eigenschappen
Vaak worden hiermee vezelversterkte kunststoffen bedoeld, maar composieten kunnen ook worden gemaakt met bijvoorbeeld metalen, keramieken of glazen componenten