H1 - Woordenschat - Repetitio en enumeratio

Hoofdstuk 1 - Woordenschat

REPETITIO EN ENUMERATIO

3VWO
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 15 min

Onderdelen in deze les

Hoofdstuk 1 - Woordenschat

REPETITIO EN ENUMERATIO

3VWO

Slide 1 - Tekstslide

Regen, regen, regen, niets dan regen.

Wat wil de schrijver benadrukken? Op welke manier doet hij dat?

Slide 2 - Tekstslide

Regen, regen, regen, niets dan regen.

Wat wil de schrijver benadrukken? Op welke manier doet hij dat?

De regen die maar niet ophoudt.
Door herhaling of ‘repetitio’ van het woord regen.

Slide 3 - Tekstslide

Wat een schoolcarrière heeft Maud: vmbo, havo, hbo en tot slot de universiteit.

Wat wil de schrijver benadrukken? Op welke manier doet hij dat?

Slide 4 - Tekstslide

Wat een schoolcarrière heeft Maud: vmbo, havo, hbo en tot slot de universiteit.

Wat wil de schrijver benadrukken? Op welke manier doet hij dat?

Een schoolcarrière waar een sterk stijgende lijn in zit.
Door de schooltypen achter elkaar op te sommen.


Slide 5 - Tekstslide

Kneuterig, kortzichtig en kleingeestig – dát zou typerend zijn voor de Nederlander.

Wat wil de schrijver benadrukken? Op welke manier doet hij dat?

Slide 6 - Tekstslide

Kneuterig, kortzichtig en kleingeestig – dát zou typerend zijn voor de Nederlander.

Wat wil de schrijver benadrukken? Op welke manier doet hij dat?

Door aan het begin van de zin drie bijvoeglijke naamwoorden op te sommen, die allemaal met een k beginnen; er is dus ook sprake van alliteratie.

Slide 7 - Tekstslide

‘Gij zult niet begeren uws naasten huis, noch zijn vrouw, noch zijn dienstknecht, noch zijn dienstmaagd, noch zijn rund, noch zijn ezel, noch iets, dat van uw naaste is.’ (naar: Exodus 20:17)

Wat wil de schrijver benadrukken? Op welke manier doet hij dat?

Slide 8 - Tekstslide

Een waarschuwing of ‘gebod’ dat je vooral niet voortdurend jaloers moet zijn op de mensen uit je omgeving of verlangen naar datgene wat de ander bezit.

Door steeds het woord ‘noch’ te herhalen en van alles op te sommen wat je niet mag begeren; de reeks loopt af in belangrijkheid, maar dat versterkt juist het effect: je mag niets begeren van je buurman.

Slide 9 - Tekstslide

Een tekst kun je aantrekkelijk maken door retorische middelen te gebruiken.
Retorica is de leer van de welsprekendheid: zo mooi mogelijk spreken. Een aantal retorische middelen ken je al: 
beeldspraak (vergelijking, metafoor, personificatie en metoniem), uitdrukkingen met rijm en met woordparen.

Ook stijlfiguren zijn retorische middelen. Een stijlfiguur gebruik je om iets te benadrukken. 

Slide 10 - Tekstslide

Veelvoorkomende stijlfiguren zijn:
  • repetitio of herhaling:
    Plus geeft meer, veel meer.
     
  • enumeratio of opsomming:
    Merel houdt van aardbeien, kersen, frambozen en bessen, kortom: van fruit.

  • Tegenstelling
    - Witte reus: wast een berg, kost een beetje


Slide 11 - Tekstslide

  • opsomming in drieën, een opsomming van drie woorden, zinsdelen of zinnen; vaak staat tussen het tweede en derde onderdeel het voegwoord en:
Ze verlangden naar vrede, vrijheid en geluk.
 
  • drieslag, een vaste combinatie van een opsomming in drieën
    – Ik kwam, zag en overwon. 
    (Dat is een bekend citaat van Julius Caesar.)

Slide 12 - Tekstslide

  • climax, een steeds sterker wordende reeks:
    Jij bent de liefste van het land, van Europa, van de wereld.
     
  • omgekeerde climax, een steeds zwakker wordende reeks:
    In de dagbladen liepen de meningen over de film uiteen van subliem, geweldig, wel aardig tot matig, stomvervelend.

Slide 13 - Tekstslide

Neem de woorden over die een stijlfiguur vormen.

Gespannen luisterden de schaatsliefhebbers naar de weerman: ‘Vanavond nog lichte, vanaf morgen matige en na het weekend strenge vorst.

Slide 14 - Open vraag

Benoem nu de stijlfiguur.

Gespannen luisterden de schaatsliefhebbers naar de weerman: ‘Vanavond nog lichte, vanaf morgen matige en na het weekend strenge vorst.’
A
repetitio
B
enumeratio
C
climax
D
omgekeerde climax

Slide 15 - Quizvraag

Neem de woorden over die een stijlfiguur vormen.

Ze weet dat ze de grens bereikt heeft, ze weet dat ze zo niet verder kan, ze weet dat het nu anders moet.

Slide 16 - Open vraag

Benoem nu de stijlfiguur.

Ze weet dat ze de grens bereikt heeft, ze weet dat ze zo niet verder kan, ze weet dat het nu anders moet.
A
repetitio
B
enumeratio
C
opsomming in drieën
D
drieslag

Slide 17 - Quizvraag

Neem de woorden over die een stijlfiguur vormen.

Wat huren we deze zomer? Een kasteel in de Ardennen, een villa aan de kust, een appartement op de Veluwe of een caravan op de lokale camping?

Slide 18 - Open vraag

Benoem nu de stijlfiguur.

Wat huren we deze zomer? Een kasteel in de Ardennen, een villa aan de kust, een appartement op de Veluwe of een caravan op de lokale camping?
A
opsomming in drieën
B
climax
C
omgekeerde climax
D
drieslag

Slide 19 - Quizvraag

Neem de woorden over die een stijlfiguur vormen.

Vroeger gold: verliefd, verloofd, getrouwd; maar hoe is dat tegenwoordig?

Slide 20 - Open vraag

Benoem nu de stijlfiguur.

Vroeger gold: verliefd, verloofd, getrouwd; maar hoe is dat tegenwoordig?
A
repetitio
B
enumeratio
C
opsomming in drieën
D
drieslag

Slide 21 - Quizvraag