Molrekenen

Molrekenen (staat niet in het boek)
1 / 46
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 46 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Molrekenen (staat niet in het boek)

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
- nieuw onderdeel: molrekenen
van mol naar gram en gram naar mol 
+ molecuulmassa berekenen
- rekenen aan reacties 
hoeveel beginstof nodig? Hoeveel product ontstaat er?
- Toets bespreken (moeten we geloof ik nog doen?)
 

Slide 2 - Tekstslide

wat is molecuulmassa 
Overleg met je buurman/vrouw voor 5 minuutjes, 
wat is een molecuul? wat is molecuulmassa? waar zou je de massa kunnen vinden of hoe zou je dat moeten bereken? wat zou de eenheid zijn?
kijk of je de molecuulmassa van C6H12O6 kunnen berekenen?

Slide 3 - Tekstslide

Molecuulmassa
Tel de atoommassa bij elkaar op (staat in Periodiek systeem)
C6H12O6 (6 x massa C (12,01) + 12 x massa H (1,0) + 6 x massa O (16,0)) = 180,16

eenheid? 
we hadden geleerd u maar gaan nu naar g/mol 
(gram per mol)

Slide 4 - Tekstslide

Even oefenen en meteen even lekker bewegen :)))
Antwoord A: Zwaaien met twee armen omhoog
Antwoord B: Springen op 1 been

Slide 5 - Tekstslide

Wat is de molecuulmassa van Koolstofdioxide?
A
44,0
B
28,0

Slide 6 - Quizvraag

Wat is de molecuulmassa van methaan (CH4)
A
20,04
B
16,04

Slide 7 - Quizvraag

Wat is de molecuulmassa van Caffeïne : C8H10N4O2
A
211,32
B
194,19

Slide 8 - Quizvraag

Ik heb 4 mol hexaan, hoeveel deeltjes zijn dit?
A
4
B
2,41 * 10^24
C
6,64 * 10^22
D
6,64 * 10^-24

Slide 9 - Quizvraag

Een dozijn
Wie weet wat een dozijn is?

Slide 10 - Tekstslide

Een dozijn
Een dozijn is een getal/aantal

namelijk 

12

Slide 11 - Tekstslide

Een dozijn

Slide 12 - Tekstslide

Een dozijn

Slide 13 - Tekstslide

Een dozijn
.




neemt meer ruimte in
Weegt meer
neemt minder ruimte in
Weegt minder

Slide 14 - Tekstslide

Een mol
Is ook een getal/aantal

Dozijn = 12
mol = 6,022 * 1023

Slide 15 - Tekstslide

Een mol
mol = 6,022 * 1023

1 mol eieren = 6,022* 1023 eieren

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Mol in de scheikunde
Waar komt 6,022*1023 vandaan?

In de scheikunde praten we over moleculen
moleculen zijn heeeeeeeeeeel klein 

een bepaalde hoeveelheid van een stof bestaat dus uit heeeeeeeeeeeel veel moleculen 

Slide 18 - Tekstslide

Mol
Waar komt 6,022*1023 vandaan?

1 mol water = 6,022*1023 water moleculen

Slide 19 - Tekstslide

Mol
Waar komt 6,022*1023 vandaan?

 getal van Avogadro 


Slide 20 - Tekstslide

De mol in de scheikunde
1 mol van welke zuivere stof dan ook is dus 6,022 *1023 moleculen

maar 1 mol van welke zuivere stof dan ook weegt in massa NIET hetzelfde als een willekeurige andere zuivere stof 

Slide 21 - Tekstslide

Slide 22 - Tekstslide

De mol in de scheikunde
1 mol water

Slide 23 - Tekstslide

De mol in de scheikunde
vs
H2O
18 gram = 1 mol

Slide 24 - Tekstslide

Hoe kan dat? 

Slide 25 - Tekstslide

Hoe kan dat? 
Door het verschil in de molaire massa/molecuul massa in g/mol of u 

dit kunnen we berekenen

Slide 26 - Tekstslide

Slide 27 - Tekstslide

Hoeveel gram weegt 2 mol koolstofdioxide?
A
44,01
B
88,02
C
22,005
D
11,01

Slide 28 - Quizvraag

hoeveel mol is 6 gram water?
A
0,11
B
0,22
C
0,33
D
108,12

Slide 29 - Quizvraag

Hoeveel gram is 3,5 mol glucose (C6H12O6)
A
180 gram
B
0,0194 gram
C
580 gram
D
630 gram

Slide 30 - Quizvraag

Weeg met het practicum 

Slide 31 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Wet van massabehoud 
4 moleculen ammoniak reageren met 7 moleculen zuurstof tot 4 moleculen stikstofdioxide en 6 moleculen water
Of te wel: 4 mol ammoniak reageert met 7 mol zuurstof tot etc.etc.

Slide 32 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Ik kan dus berekenen hoeveel mol ik van een stof heb als ik het volume/massa weet en dus voorspellen met een berekeningen hoeveel product er ontstaat
Hier bij heb je de molverhouding nodig 
4 : 7 --> 4 : 6 

Slide 33 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt

Slide 34 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol

Slide 35 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 

Slide 36 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 


Slide 37 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 4 (van de 4 voor NO2) = 0,35 mol 
3. Bereken hoeveel gram stikstofdioxide er ontstaat

Slide 38 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?

2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 4 (van de 4 voor NO2) = 0,35 mol 
3. Bereken hoeveel gram stikstofdioxide er ontstaat
0,35 * 46,01 = 16,1 gram --> 16 gram 

Slide 39 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?

Je kan niet zeggen 6 gram ammoniak 
4 :4 
dus  6 gram stikstofdioxide
Want de molaire massa's zijn niet hetzelfde 

Slide 40 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?

4: 7 --> 4 : 6 
Heet ook wel de MOLverhouding, dus je kunt alleen maar de mol gebruiken

Slide 41 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram water ontstaat er? 


Slide 42 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram water ontstaat er? 

1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 / 17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol water er dan ontstaat
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 6 (van de 6 voor H2O) = 0,53 mol 

Slide 43 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
2.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram water ontstaat er? 

2. Bereken hoeveel mol water er dan ontstaat
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 6 (van de 6 voor H2O) = 0,53 mol 
3. Bereken hoeveel gram waterer ontstaat
0,53 * 18,02 = 9,52 gram-->  9,5 gram

Slide 44 - Tekstslide

Ik wil graag 15,0 gram Ijzerchloride (zout) maken. 
Hoeveel gram chloor gas heb ik nodig? 


Slide 45 - Tekstslide

Ik wil graag 15,0 gram Ijzerchloride (zout) maken. 
Hoeveel gram chloor gas heb ik nodig? 
15,0 / 162,6 = 0,0925 mol 
(0,0925 / 2) * 3 = 0,139 mol chloor 
0,139 * 70,9 = 9,84 gram

Slide 46 - Tekstslide