Herhaling molrekenen

Wat gaan we doen vandaag
- Wie ben ik? 
- Wie zijn jullie?
- Introductie van het vak Scheikunde 5HAVO
- Wat kan je verwachten tijdens de lessen?
- Wat heb je tijdens de lessen nodig?
- Werken met de studiewijzer
- Wat weet je nog van vorig jaar 
1 / 40
volgende
Slide 1: Tekstslide
ScheikundeMiddelbare schoolhavoLeerjaar 5

In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Wat gaan we doen vandaag
- Wie ben ik? 
- Wie zijn jullie?
- Introductie van het vak Scheikunde 5HAVO
- Wat kan je verwachten tijdens de lessen?
- Wat heb je tijdens de lessen nodig?
- Werken met de studiewijzer
- Wat weet je nog van vorig jaar 

Slide 1 - Tekstslide

Wie ben ik?
- Sharene Lukken (SLK) 
- 26 jaar 
- Docent Scheikunde 
- Scheikunde en analytische chemie, eiwit onderzoek, gewerkt met 3D print inkt en samengewerkt met het Rijksmuseum voor olieverf onderzoek
- Maandag vrij
- s.lukken@pcc.nu 

Slide 2 - Tekstslide

Wat kan je verwachten tijdens de lessen
- Afwisseling van werken met Lesson up, het boek, gezamenlijke opdrachten en practica
- De lessonups worden gedeeld in de classroom
- Uitleg met Lesson up/bord
- Google classroom 
- Weektaak 

Slide 3 - Tekstslide

Regels in het lokaal
- niet eten
- water mag, maar niet tijdens het practicum 
- tassen in de tassenkast altijd!
- labjassen; ieder krijgt zijn eigen nummer, deze labjas pak je altijd. 
- tijdens practica ga je veilig met elkaar (en jezelf) en de spullen om. 
- Mobiel in je tas/kluis. 

Slide 4 - Tekstslide

Wat heb je tijdens de lessen nodig?
- Je scheikunde boek
- Je scheikunde schrift 
- Je (gewone) rekenmachine 
- Etui/pen
- (Opgeladen Laptop)
- De BiNaS

Slide 5 - Tekstslide

Werken met de studiewijzer
- Doelen en weektaak per week 
- Google classroom
- Komt ook in magister
- het is per hoofdstuk en je kunt je succesfactoren (leerdoelen) voor jezelf afstrepen bij het leren 

Slide 6 - Tekstslide

Scheikunde in 4HAVO

Slide 7 - Tekstslide

Scheikunde in 4HAVO

Slide 8 - Tekstslide

Scheikunde in 5HAVO

Slide 9 - Tekstslide

Slide 10 - Tekstslide

Herhaling molrekenen

Slide 11 - Tekstslide

Wat gaan we doen vandaag?
Herhaling Hoofdstuk 3: molrekenen 
Wat was de mol ook alweer?
Molreken schema per blok bekijken
Rekenen met reactievergelijkingen 
Goed naar eenheden kijken 

Slide 12 - Tekstslide

Een mol
Is ook een getal/aantal

Dozijn = 12
mol = 6,022 * 1023

Slide 13 - Tekstslide

Een mol
mol = 6,022 * 1023

1 mol eieren = 6,022* 1023 eieren

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Mol
Waar komt 6,022*1023 vandaan?

1 mol water = 6,022*1023 water moleculen

Slide 16 - Tekstslide

Mol
Waar komt 6,022*1023 vandaan?

Ook wel het getal van Avogadro 


Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Concentratie/molariteit 
- Geef aan hoeveel er van een stof in een bepaald volume aanwezig is
- Eenheid is mol/L (mol per liter) 




Slide 19 - Tekstslide

Slide 20 - Tekstslide

Notatie 
De eenheid is mol/L
wordt vaak aangegeven met M (grote M = molair)
dus M = mol/L

concentratie wordt ook aangegeven met [ ] (vierkante haken) rondom de stof
[HCOOH] = 0,26 mol/L OF 0,26 M

Slide 21 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Wet van massabehoud 
4 moleculen ammoniak reageren met 7 moleculen zuurstof tot 4 moleculen stikstofdioxide en 6 moleculen water
Of te wel: 4 mol ammoniak reageert met 7 mol zuurstof tot etc.etc.

Slide 22 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Ik kan dus berekenen hoeveel mol ik van een stof heb als ik het volume/massa weet en dus voorspellen met een berekeningen hoeveel product er ontstaat
Hier bij heb je de molverhouding nodig 
4 : 7 --> 4 : 6 

Slide 23 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt

Slide 24 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol

Slide 25 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 

Slide 26 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 


Slide 27 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?
1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 /  17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 4 (van de 4 voor NO2) = 0,35 mol 
3. Bereken hoeveel gram stikstofdioxide er ontstaat

Slide 28 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?

2. Bereken hoeveel mol stikstofdioxide er dan ontstaat 
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 4 (van de 4 voor NO2) = 0,35 mol 
3. Bereken hoeveel gram stikstofdioxide er ontstaat
0,35 * 46,01 = 16,1 gram --> 16 gram 

Slide 29 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?

Je kan niet zeggen 6 gram ammoniak 
4 :4 
dus  6 gram stikstofdioxide
Want de molaire massa's zijn niet hetzelfde 

Slide 30 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram stikstofdioxide ontstaat er?

4: 7 --> 4 : 6 
Heet ook wel de MOLverhouding, dus je kunt alleen maar de mol gebruiken

Slide 31 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram water ontstaat er? 


Slide 32 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram water ontstaat er? 

1. Bereken hoeveel mol ammoniak je hebt
6,0 / 17,034 = 0,35 mol
2. Bereken hoeveel mol water er dan ontstaat
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 6 (van de 6 voor H2O) = 0,53 mol 

Slide 33 - Tekstslide

kloppende reactievergelijkingen
2.

Stel je hebt 6,0 gram ammoniak, hoeveel gram water ontstaat er? 

2. Bereken hoeveel mol water er dan ontstaat
( 0,35 mol / 4 (van de 4 voor NH3) ) * 6 (van de 6 voor H2O) = 0,53 mol 
3. Bereken hoeveel gram waterer ontstaat
0,53 * 18,02 = 9,52 gram-->  9,5 gram

Slide 34 - Tekstslide

Hoeveel deeltjes bevat 5,0 gram butaan?
A
5,0
B
58,12
C
8,6 * 10^21
D
1,43 * 10^21

Slide 35 - Quizvraag

.
Er wordt 4,50 gram P gebruikt. Hoeveel gram product ontstaat er?
A
0,145
B
0,0720
C
10,3
D
20,6

Slide 36 - Quizvraag

.
Er ontstaat 2,63 gram NiO. Hoeveel gram Nikkel was er nodig?
A
2,63
B
2,07
C
2,90
D
0,0352

Slide 37 - Quizvraag

13,0 gram propaan wordt volledig verbrand. Hoeveel gram koolstofdioxide er vrij komt bij deze verbranding (273 K en normale druk)

Slide 38 - Tekstslide

Bij fotosynthese worden water en koolstofdioxide omgezet tot zuurstof en glucose. Ik wil 155 kg glucose verzamelen. Hoeveel Liter water heb ik nodig? (273 K en normale druk)

Slide 39 - Tekstslide

Maken molreken opdrachten blad

Slide 40 - Tekstslide