Voorraadbeheer thema 7 . 18

Voorraadbeheer thema 7 . 18
1 / 17
volgende
Slide 1: Tekstslide
VerzorgingMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 17 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Voorraadbeheer thema 7 . 18

Slide 1 - Tekstslide

Voorraad
  • Van welke producten is er op je werk een voorraad?
  • Dit allemaal bij elkaar noem je "goederen"
  • Om ervoor te zorgen dat er altijd voldoende is             beheer van voorraad
  • Waarom belangrijk?
  • Wat doe jij aan de beheer van voorraad? 

Slide 2 - Tekstslide

Veel of weinig voorraad?

Slide 3 - Tekstslide

Voorraadadministratie
  • Voorraadadministratie: een lijst waarop staat hoeveel spullen er nog in het magazijn zijn
  • Als er voorraad in komt of uitgaat verwerk je dit in de voorraadadministratie

Slide 4 - Tekstslide

Onze Voorraad in de zorg.....
  • Incontinentiemateriaal
  • Schoonmaakmiddelen: allesreiniger, handzeep of desinfectans
  • Levensmiddelen ( als je voor de cliënten kookt)
  • Kantoorbenodigdheden: papier of inktpatronen voor de printer
  • Materialen voor knutselactiviteiten, zoals verf of potloden

Slide 5 - Tekstslide

WMS
  • Voorraadbeheersysteem wordt ook wel warehouse management system genoemd (WMS)
  • Houd in het voorraadbeheer rekening met levertijd           je hebt altijd een minimum voorraad nodig om de levertijd te overbruggen

Slide 6 - Tekstslide

Etiketten
  • Artikelen kun je bestellen aan de hand van een etiket: zit meestal op de dozen
  • Hierop vind je het artikelnummer en een barcode
  • Het artikelnummer wordt steeds vaker vervangen door SKU (skjoe)

Slide 7 - Tekstslide

Etiketten 
  • Op etiketten kun je ook informatie vinden over de houdbaarheid.                                                         Er zijn drie mogelijkheden:
  1. TGT = te gebruiken tot. Deze producten moet je na de TGT-datum weggooien
  2. THT = ten minste houdbaar tot. Goederen die over de THT-datum heen zijn worden minder van kwaliteit. Als het nog goed ruikt/smaakt kan het nog genuttigd worden
  3. UVD = uiterste verkoop datum. Als de uiterste verkoopdatum verstreken is mogen de producten NIET meer verkocht worden in de winkel

Slide 8 - Tekstslide

Inventariseren en voorraad
  • Als je de voorraadlijst gaat vergelijken met de daadwerkelijke voorraad noem je dit inventariseren. Je telt hierbij de voorraad. 
  • Soms staat er op de lijst dat er van een artikel 5 exemplaren moeten zijn maar zie je er in het magazijn maar 3. Redenen hiervoor kunnen zijn:
  1. spullen staan op een verkeerde plek in het magazijn
  2. je hebt verkeerd geteld
  3. niet doorgegeven dat er artikelen gepakt zijn
  4. diefstal

Slide 9 - Tekstslide

Inventariseren en kwaliteit
  • Bij het inventariseren van de voorraad denk je ook aan kwaliteit;            denk aan, 
  1. beschadigingen van producten
  2. houdbaarheid van producten
  3. de juiste plaats in het magazijn

Slide 10 - Tekstslide

Bestellen 1.1
  • Als de minimumvoorraad bereikt is bestel je producten bij de leverancier

Stap 1: Je doet een bestelling in een computersysteem en maakt gebruik van/ontvangt een bestelbon

Stap 2:  je ontvangt een orderbevestiging, hierop staat wat je hebt besteld. vergelijk dit met jouw bestelbon en check of dit klopt

Slide 11 - Tekstslide

Bestellen 1.2
Stap 3. Goederen worden geleverd. Hierbij hoort een pakbon. Op de pakbon staat wat er geleverd wordt. vergelijk dit met de bestelbon en ordebevestiging en check of dit klopt

Als de goederen worden geleverd door een tussenpersoon (DHL/POSTNL) krijg je ook een vrachtbrief. je checkt samen met de chauffeur of dat wat er op de vrachtbrief staat ook echt geleverd wordt


Slide 12 - Tekstslide

Bestellen 1.3
Stap 4. Uiteindelijk check je aan de hand van de pakbon:
  • zijn de goederen onbeschadigd?
  • klopt de houdbaarheidsdatum?
  • werken ze goed?
  • zitten de juiste aantallen in de verpakking?
  • zijn de juiste goederen geleverd?
  • zijn alle onderdelen aanwezig?

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Opdracht
  1. Maak een lijst van artikelen waarvan je weet dat er een voorraad is op de afdeling (5 artikelen)
  2. Schrijf van elk artikel op wat belangrijk is om op te letten als je de voorraad gaat inventariseren

Slide 16 - Tekstslide

Voorbeeld; Voorraadbeheer

Slide 17 - Tekstslide