Bas. 6 Transplantaties en bloedtransfusies

Transplantaties en bloedtransfusies
Bladzijde 148 tekstboek
1 / 39
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

In deze les zitten 39 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 1 video.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Transplantaties en bloedtransfusies
Bladzijde 148 tekstboek

Slide 1 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Terugblik b7 afweer
  • Leerdoelen
  • Uitleg met vragen en filmpjes
  • Oefening bloedgroepbepaling

  • Examenvraag


Slide 2 - Tekstslide

Je ziet hier antigen P en antigen Q. Daarnaast zie je een antistof.

Op welk antigen past deze antistof?
A
Antigen P
B
Antigen Q

Slide 3 - Quizvraag

Antistof en Antigen. Wat is waar?
A
Antistoffen zitten aan de buitenkant van cellen
B
Een antistof past op een antigen.

Slide 4 - Quizvraag

Wat is een antigen?
A
ziekteverwekker
B
herkenningseiwit aan buitenkant cel
C
gen die cellen doodmaakt
D
gen die overal tegen is

Slide 5 - Quizvraag

Na corona ben je beter geworden.
A
natuurlijke actieve immuniteit
B
kunstmatige actieve immuniteit
C
natuurlijke passieve immuniteit
D
kunstmatige passieve immuniteit

Slide 6 - Quizvraag

Een vaccin behoort tot
A
Kunstmatige actieve immuniteit
B
Natuurlijke actieve immuniteit
C
Kunstmatige passieve immuniteit
D
Natuurlijke passieve immuniteit

Slide 7 - Quizvraag

Antigif krijgen is een voorbeeld van:
A
Kunstmatige, passieve immuniteit
B
Kunstmatige actieve immuniteit
C
Natuurlijke, passieve immuniteit
D
Natuurlijke actieve immuniteit

Slide 8 - Quizvraag

Transplantaties en bloedtransfusies
Bladzijde 148 tekstboek

Slide 9 - Tekstslide

Wat gaan we doen?
  • Terugblik b7 afweer
  • Leerdoelen
  • Uitleg met vragen en filmpjes
  • Oefening bloedgroepbepaling

  • Examenvraag


Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Tekstslide

Leerdoelen van de les:
Je kunt:
-  uitleggen welke organen getransporteerd kunnen worden
 - beschrijven welke bloedgroepen er zijn
-  uitleggen tussen welke bloedgroepen een bloedtransfusie kan   
    worden uitgevoerd

Slide 12 - Tekstslide

Transplantatie
  • Transplantatie: aangepast weefsel of orgaan vervangen door ander weefsel of orgaan.
  • Kan van de patiënt zelf of van donor
  • Afstotingsreactie: Afweer systeem herkent de eiwitten op donor orgaan als lichaamsvreemde stoffen.
Antistoffen worden aangemaakt.


Slide 13 - Tekstslide

Orgaantransplantaties
Organen van een ander krijgen:
  • Huid
  • Nier
  • Bot
  • Kraakbeen
  • Bloedvaten
  • Hoornvlies
  • Hart

Slide 14 - Tekstslide

Afstotingsreacties
  • Getransplanteerde orgaan is ‘lichaamsvreemd’.
  • Afweersysteem reageert hierop door het op te willen ruimen m.b.v. antistoffen.
  • Met medicijnen zijn deze afstotingsreacties af te remmen.
  • Xenotransplantatie = organen van een dier ontvangen (bv. varken)


Slide 15 - Tekstslide

Auto immuunziekte

  • Auto-immuunziekte: het afweersysteem herkent lichaamseigen eiwit niet meer.

Vitiligo
Dit is een auto immuunziekte. Het lichaam breekt zijn eigen pigment af.

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Video

Bloedgroepen
Ook rode bloedcellen hebben
Antigenen (bloedfactoren)

  • Bloedgroep B
  • Bloedgroep A
  • Bloedgroep AB
  • Bloedgroep 0

Slide 18 - Tekstslide

Bloedgroepen

Slide 19 - Tekstslide

bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O
Geen antigeen 
Antigeen A
Antigeen AB
Antigeen B

Slide 20 - Sleepvraag

bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O
Maakt antistof A en B 
Maakt antistof B
Maakt geen antistof
Maakt antistof A

Slide 21 - Sleepvraag

Persoon 1: bloedgroep A
Persoon 2: bloedgroep 0
Welke antistoffen maken persoon 1 en 2?
Anti-A
Anti-B

Slide 22 - Sleepvraag

Bloedgroep
Antigen
Antistof
A
B
AB
O
Sleep de bloedgroep, antigenen en antistoffen naar de juiste plek.
A
B
A & B
Geen anitgenen
Anti A
Anti B
Anti A & B
Geen antistoffen

Slide 23 - Sleepvraag

Zelf aan de slag!
B6 Transplantaties en       Bloedtransfusies
      (lezen blz 143 t/m 146)

29 – 30 – 31
Blz 165
34 - 35 – 37
Blz 167



Slide 24 - Tekstslide

Uitleg
-Bloedgroep 0 
(=algemene donor)
-Omdat er geen antigenen op het celmembraan van de rode bloedcel zitten
-De antistoffen van de ontvanger zorgen dus niet voor een klonter reactie

Slide 25 - Tekstslide

Resusfactor (1)
Resuspositief
Resusnegatief

Slide 26 - Tekstslide

Resusfactor (2)
  • 85% van mensen heeft antigeen op rode bloedcel zitten dat resusfactor heet (Rh+) = resuspositief.
  • Geen Resusfactor = Rh- (=resusnegatief)
  • Rh+ bloed bij iemand met Rh- bloed? Dan worden antistoffen gemaakt (=antiresus).
  • Eerste keer contact geen probleem omdat het maken van antiresus heel langzaam verloopt.
  • Wel probleem bij moeder met Rh- moeder die voor de tweede keer bevalt van Rh+ kind.


Slide 27 - Tekstslide

Slide 28 - Link

Welke antistoffen maakt een persoon met bloedgroep AB+?
A
Antistoffen tegen A en resusfactor
B
antistoffen tegen A, B en resusfactor
C
Antistoffen tegen A, B
D
geen

Slide 29 - Quizvraag

Welke bloedgroep kan alle bloedgroepen ontvangen?
A
Bloedgroep A
B
Bloedgroep B
C
Bloedgroep AB
D
Bloedgroep O

Slide 30 - Quizvraag

Aan welke bloedgroep kan O geven
A
A
B
B
C
AB
D
Alle bloedgroepen

Slide 31 - Quizvraag

Iemand heeft bloedgroep AB.
Deze persoon kan donor zijn voor mensen met de bloedgroepen...
A
A
B
B
C
AB
D
0

Slide 32 - Quizvraag

Op het celmembraan van rode bloedcellen kunnen zich antigenen bevinden die bepalend zijn voor de bloedgroepen van het AB0-systeem. Wetenschappers zijn erin geslaagd deze antigenen te verwijderen. Bloedcellen zonder die antigenen wil men gebruiken voor bloedtransfusie.
Welke mensen zouden zulke rode bloedcellen kunnen ontvangen zonder dat er samenklontering plaatsvindt?
A
alleen mensen met bloedgroep 0
B
alleen mensen met de bloedgroepen 0 en AB
C
alleen mensen met de bloedgroepen A en B
D
mensen met de bloedgroepen 0, A, B en AB

Slide 33 - Quizvraag

Welke antistoffen tegen de bloedgroepen maakt een persoon met bloedgroep AB?
A
Anti A
B
Anti B
C
Anti A en anti B
D
Geen antistoffen

Slide 34 - Quizvraag

Iemand heeft bloed groep B. Van welke bloedgroepen kan deze persoon bloed ontvangen bij een bloedtransfusie (we kijken nu even niet naar de resusfactor).
A
Alleen van bloedgroep B.
B
Alleen van bloedgroep B of O.
C
Alleen van de bloedgroeppen AB of B.
D
Of bloed van de bloedgroepen B, AB of O.

Slide 35 - Quizvraag

Anne is nierpatiënt. Haar man Joris biedt zich als nierdonor voor Anne aan. De weefseltypen van beiden komen voldoende overeen. Anne heeft bloedgroep B en Joris heeft bloedgroep A. Gelet op de bloedgroepen is Joris geen geschikte donor voor Anne. Wat is hiervoor de reden?
A
Het bloed van Anne bevat anti-A.
B
Het bloed van Anne bevat antigeen B.
C
Het bloed van Anne bevat anti-B.

Slide 36 - Quizvraag

Bloedgroepen en transfusies

Slide 37 - Tekstslide

Slide 38 - Link

Zelf aan de slag!
  • Nakijken opdrachten. 
  •  Diagnostische toets thema 7 Opslag, uitscheiding en bescherming.
  •  'Test jezelf' online boek
  •  Oefentoets en examenvragen via www.biologiepagina.nl
  •  Samenvatting maken


Slide 39 - Tekstslide