Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
klas 2: tips pw taalverzorging
Tips proefwerk taalverzorging
1 / 34
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2
In deze les zitten
34 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Lesduur is:
15 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Tips proefwerk taalverzorging
Slide 1 - Tekstslide
Leestekens
Slide 2 - Tekstslide
Komma
- Tussen delen van een opsomming
Ik kocht bananen, appels, eieren en een ijsje.
- Voor voegwoorden
Ik kocht een ijsje, omdat ik het warm had.
- Na een naam of uitroep aan het begin van de zin
Kim, wil je ook een ijsje?
Slide 3 - Tekstslide
Een komma gebruik je....
A
Na een voegwoord
B
Voor een voegwoord
Slide 4 - Quizvraag
Waar moet de komma?
A
Piet, hoe oud ben jij?
B
Piet hoe oud, ben jij?
C
Piet hoe, oud ben jij?
D
Hier hoeft geen komma
Slide 5 - Quizvraag
Een komma zet je voor 'en' en 'of'.
A
juist
B
onjuist
Slide 6 - Quizvraag
Voor 'want' en 'omdat' zet je een komma.
A
waar
B
niet waar
Slide 7 - Quizvraag
Citeren
Directe rede = je vertelt met een citaat wat iemand zei.
Machteld vroeg: "Gaat er iemand nog een ijsje kopen?"
Indirecte rede
= je vertelt dat iemand iets gezegd heeft.
Machteld vroeg of er iemand nog een ijsje ging kopen.
Slide 8 - Tekstslide
directe rede
indirecte rede
In de zin staat precies wat iemand heeft gezegd.
In de zin zie je aanhalingstekens
In de zin staat een dubbele punt.
In de zin zie je (vaak) het woordje
dat.
Na de dubbele punt een de aanhalingstekens zet je altijd weer een hoofdletter.
In de zin zie je vaak: hij zegt..... hij vertelt ...... hij vraagt...
Slide 9 - Sleepvraag
Hoofdletters
Wel: (merk)namen, begin van een citaat, begin van de zin
Marieke zei: "Ik heb een Van Moof gekocht."
Niet:
dagen van de week, maanden, afleidingen van feesten
maandag, februari, paaseitje
Let op bij
:
's A
vonds eet ik altijd een tomaatje.
Slide 10 - Tekstslide
Plaats zo nodig hoofdletters, komma's en hoofdletters
het vliegveld van het spaanse eiland is afgesloten
Slide 11 - Open vraag
Verwijswoorden
Met een
verwijswoord
kun je verwijzen naar een woord dat je eerder hebt gebruikt.
Ik ga
mijn horloge
ruilen. - Ik vind dat
het
te groot is.
de-woorden > die / deze mannelijk > hem / zijn
het-woorden > dit / dat vrouwelijk > zij / haar
Slide 12 - Tekstslide
Wat is het juiste verwijswoord?
Het programma had ooit hoge waarderingscijfers, maar ... zijn nu flink gedaald.
A
die
B
dit
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het juiste verwijswoord?
Het meisje ... daar was, had mooie vlechten.
A
die
B
dat
Slide 14 - Quizvraag
Wat is het juiste verwijswoord?
Dat schilderij is van Rembrandt en ... hier is van Vermeer.
A
deze
B
dit
Slide 15 - Quizvraag
Wat is het juiste verwijswoord?
Die pasta van vorige week vond ik niet zo lekker, maar ... is heerlijk
A
deze
B
dit
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het juiste verwijswoord?
Mijn mobieltje doet het alweer niet, terwijl ... van jou nooit hapert.
A
die
B
dat
Slide 17 - Quizvraag
Trappen van vergelijking
ALS =
DAN =
vergrotende trap
Eindigt het woord op er: DAN
stellende trap
even / net zo
ALS
Slide 18 - Tekstslide
als / dan
Mijn schooltas is zwaarder
die van Emma.
A
als
B
dan
Slide 19 - Quizvraag
Wat past er op de puntjes?:
Zijn mobieltje is ..... dat van mij.
A
ouder als
B
nieuwer dan
Slide 20 - Quizvraag
Meervouden
Veel zelfstandige naamwoorden hebben een meervoud.
Dit meervoud kan op verschillende manieren worden gevormd:
- meervoud op
-en/-ën
- meervoud op
's
- meervoud op
-s
Slide 21 - Tekstslide
Woorden die eindigen op -ie krijgen in het meervoud -ën. Als de klemtoon op de ie valt komt er een extra e bij.
Knie - knieën Drie - drieën
Bacterie - bacteriën Kolonie - koloniën
Woorden die eindigen op -ee krijgen in meervoud ën
Zee - zeeën
Slide 22 - Tekstslide
Welke meervoudsregel hoort erbij?
pandemie
A
meervoud op -ën
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s
D
geen meervoud
Slide 23 - Quizvraag
Als een zelfstandig naamwoord eindigt op -ie, komt er in het meervoud -ën achter als de klemtoon wel/niet op -ie valt.
A
wel
B
niet
Slide 24 - Quizvraag
Welke meervoudsregel hoort erbij?
reparatie
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -ën
D
Geen meervoud
Slide 25 - Quizvraag
Welke woorden krijgen in het meervoud -ën erbij?
A
Zee
B
Epidemie
C
Bacterie
D
Melodie
Slide 26 - Quizvraag
Welke meervoudsregel hoort erbij?
fee
A
meervoud op -en
B
meervoud op -ën
C
meervoud op -'s
D
Geen meervoud
Slide 27 - Quizvraag
Woorden die eindigen op -ee krijgen -ën in het meervoud.
A
Ja, bijvoorbeeld logee. Dit wordt logeeën.
B
Ja, bijvoorbeeld idee. Dit wordt ideeën.
C
Nee, zij krijgen alleen een -n.
D
Nee, zij krijgen alleen een trema.
Slide 28 - Quizvraag
Meervoud
A
garages
B
garage's
Slide 29 - Quizvraag
Meervoud
A
taxis
B
taxi's
C
taxies
D
taxie's
Slide 30 - Quizvraag
Nu nog even alles door elkaar...
Slide 31 - Tekstslide
Aan het einde van de zin
Tussen twee persoonsvormen
Wel een hoofdletter
Geen hoofdletter
Bij een citaat
Punt
Komma
Namen
Maanden
Aanhalingstekens
Slide 32 - Sleepvraag
Niet waar
Waar
Een zin eindigt altijd met een punt.
Tussen twee persoonsvormen zet je een komma..
Als je iemand aanspreekt, zet je een uitroepteken achter zijn of haar naam.
Een uitroepteken gebruik je bij een vraag.
Aanhalingstekens gebruik je als je een stukje tekst letterlijk overneemt.
Voor woorden zoals want, maar of omdat zet je een komma.
Leestekens maken het lezen makkelijker.
Slide 33 - Sleepvraag
Klaar
Ga naar Classroom, maak de oefeningen die voor je klaarstaan
Slide 34 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Overige spelling
November 2023
- Les met
27 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 4
3BK - spelling leestekens
December 2021
- Les met
13 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
De brug blz. 260
Februari 2024
- Les met
25 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
3.3 Spelling - afbreekregels / meervoud
September 2024
- Les met
11 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 2
Taalbeschouwing hoofdstuk 1,2,3,4,5 en 6 korte herhaling
Januari 2024
- Les met
40 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 3
Hoofdletters en leestekens
Juni 2024
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 4,5
Herhalen spelling H2,5 en 6
Mei 2022
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 2
LJ2 DT5 week 5 hoofdletters, verwijswoorden
April 2020
- Les met
34 slides
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 2