Daar komt nu bij... VOORZETSELS
Een voorzetsel (vz). Je kent het misschien al als 'kastwoordje', 'tafelwoordje', 'feestwoordje', 'vakantiewoordje'. Voorzetsels zijn bijvoorbeeld: op, na, tijdens, vanwege, door, van, voor.
Voor het vinden kun je het ezelsbruggetje de 'kast' of de 'vakantie' gebruiken. Een voorzetsel kun je altijd vóór deze woorden zetten:
- op de kast, achter de kast, naast de kast.
- in de vakantie, gedurende de vakantie, na de vakantie.