Grammatica hst2.1

Hst2 zinsdelen en zinnen 
Hoe herken/benoem je een bepaald deel van een zin?
1 / 47
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 47 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

Hst2 zinsdelen en zinnen 
Hoe herken/benoem je een bepaald deel van een zin?

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoel:
Ik kan de persoonsvorm, het onderwerp, werkwoordelijk gezegde, het lijdend voorwerp, het meewerkend voorwerp en de bepaling in de zin vinden.

Slide 2 - Tekstslide

         Persoonsvorm (pv)


Morgen gaan we met  vriendengroep naar de film.
  • werkwoord (iets gebeurt, iemand doet of overkomt iets)
  • Hoe vind je het?: 
De tijd veranderen  (vt/tt)
of de zin
 in enkelvoud/meervoud zetten.

Slide 3 - Tekstslide

Haal alle werkwoorden uit de zin:
Morgen ga ik dat pakketje eindelijk verzenden naar mijn nichtje.

Slide 4 - Open vraag

Het werkwoordelijk gezegde (gez.):

Morgen ga ik dat pakketje eindelijk verzenden.
  • stap 1: zoek altijd eerst de persoonsvorm.
  • stap 2: welke werkwoorden herken je verder in de zin?
  • gez.: alle werkwoorden in de zin 

Slide 5 - Tekstslide

Wat is het gezegde van deze zin:
- Die man is al de hele dag zijn huis aan het opruimen.
A
is aan het opruimen
B
is opruimen
C
is
D
zijn

Slide 6 - Quizvraag

Let op! Bepaalde woorden horen bij het gezegde. 

aan het opruimen, 
aan te pakken
  • zolang het voor het ww staat! 

  • heeft zich vergist (zich vergissen)
  • vul in (invullen)

Slide 7 - Tekstslide

Wie of wat doet er wat?
- De horeca mag vanaf vandaag tot één uur open.

Slide 8 - Open vraag

Het onderwerp (ow)
De horeca mag vanaf vandaag tot een tuur open. 

  • stel de vraag: wie of wat + gezegde?
Robin is gisteren aangenomen bij die kledingwinkel. 
  • Wie is aangenomen? Robin.

Slide 9 - Tekstslide

Haal de pv uit de zin:
Sinds kort heb ik een kat als huisdier.

Slide 10 - Open vraag

De persoonsvorm.
Hoe zat dat nou?

Slide 11 - Woordweb

Wat is het onderwerp van de zin?
- De vragen werden door de leidinggevende snel beantwoord.

Slide 12 - Open vraag

Haal het gezegde en het onderwerp uit de zin:
- Volgens het nieuws zijn de milieuproblemen nog lang niet opgelost.

Slide 13 - Open vraag

Dus...
1. Persoonsvorm: werkwoord, zin van tijd veranderen.
2. Gezegde: alle werkwoorden in de zin. 
3. Onderwerp: wie of wat + gez? 

Slide 14 - Tekstslide

Vanaf morgen gaat de dansschool nieuwe dansers aannemen.
- wie/wat gaat de dansschool aannemen?

Slide 15 - Open vraag

Het lijdend voorwerp (lv)
Wie of wat + gez + ow?
Vanaf morgen gaat de dansschool nieuwe dansers aannemen. 
lv: nieuwe dansers

Welke vraag stel je?
Niek organiseert graag feesten voor familie en vrienden. 




Slide 16 - Tekstslide

Wat is het lv?
- Vanochtend heeft de artiest het optreden afgezegd.

Slide 17 - Open vraag

De vrolijke agent heeft mij toch een bekeuring gegeven.

- Aan wie geeft hij een bekeuring?

Slide 18 - Open vraag

Het meewerkend voorwerp (mv)
Aan wie of voor wie + wwg + ow + (lv)?
Je kan er aan (of voor) voor zetten of weglaten.

De vrolijke agent heeft mij een bekeuring gegeven. 
mv: (aan) mij.

Slide 19 - Tekstslide

Wat is het mv?
Hij stuurt jou zo snel mogelijk zijn concepttekeningen.

Slide 20 - Open vraag

De blouse hangt nu mooi in mijn kledingkast.
- Waar + gez. + ow?

Slide 21 - Open vraag

De bijwoordelijke bepaling (bijw. bep.)
"in mijn kledingkast"
  • Informatie over: plaats, tijd, richting, manier waarop etc. 
  • Geeft antwoord op vragen als: waar, wanneer, waarheen, waarvandaan, waardoor, waarom.

  •  Wat blijft er over in de zin?
  • Er kunnen meerdere in een zin zitten

Slide 22 - Tekstslide

Volg de stappen! 
Zoek de...
1. pv (tijd veranderen)
2. gez (alle ww in een zin)
3. ow (wie of wat + gez)
4. lv (wie of wat + gez + ow) 
5. mw (aan/voor wie + gez + ow (+ lv)) 
6. bwp (plaats, tijd, richting, manier). 

-> 4,5,6 zitten niet altijd in een zin. 

Slide 23 - Tekstslide

NuNederlands
Grammatica
zinsdelen en zinnen 2.1 en 2.2

Slide 24 - Tekstslide

Les
Hoofdzinnen en bijzinnen

Slide 25 - Tekstslide

Hoofdzin 
Een hoofdzin:
- zelfstandige zin
- persoonsvorm (meestal) op de tweede plaats


Slide 26 - Tekstslide

Bijzin
Een bijzin:
- afhankelijke zin (kan niet bestaan zonder hoofdzin)
- persoonsvorm (meestal) verder naar achteren


Slide 27 - Tekstslide

Voorbeelden hoofdzin 
Voorbeelden hoofdzin:
- Ik vertrouw die hond niet.
- Je moet die hond meteen corrigeren.

* De persoonsvorm (pv) is rood

Slide 28 - Tekstslide

Voorbeelden bijzin
Je kunt deze zinnen uitbreiden met een andere zin: een bijzin.
De zinnen zijn verbonden met een voegwoord. Elke zin heeft een pv

- Ik vertrouw die hond niet, omdat hij al vaak gebeten heeft.
- Je moet die hond meteen corrigeren als hij bijt.

Slide 29 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin
Extra tip:
Als er geen ander zinsdeel tussen het onderwerp en de pv kan staan gaat het om een hoofdzin:
De dierenwinkel sluit om zes uur, hoewel de meeste andere dierenzaken langer open blijven. 

Slide 30 - Tekstslide

Hoofdzin en bijzin
Een samengestelde zin bevat minimaal één hoofdzin en verder één of meer hoofdzinnen en/of bijzinnen.


Slide 31 - Tekstslide

Welk deel van de zin is de hoofdzin?

De paarden gaan niet naar buiten, omdat het -15 graden is.
A
De paarden gaan niet naar buiten
B
omdat het -15 graden is

Slide 32 - Quizvraag

Uitleg
persoonsvorm
onderwerp
voegwoord

De paarden gaan niet naar buiten, omdat het -15 graden is.

Slide 33 - Tekstslide

Welk deel van de zin is de hoofdzin?

Hij kon niet slapen, omdat de koe zo'n pijn had.
A
Hij kon niet slapen
B
omdat de koe zo'n pijn had

Slide 34 - Quizvraag

Uitleg
persoonsvorm
onderwerp
voegwoord

Hij kon niet slapen, omdat de koe zo'n pijn had.

Slide 35 - Tekstslide

Welk deel van de zin is de bijzin?

Omdat ik de hond nog uit moest laten, kwam ik te laat.
A
Omdat ik de hond nog uit moest laten
B
kwam ik te laat

Slide 36 - Quizvraag

Uitleg
persoonsvorm
onderwerp
voegwoord

Omdat ik de hond nog uit moest laten, kwam ik te laat

Slide 37 - Tekstslide

Welk deel van de zin is de bijzin?

Als het weer zo blijft, kunnen de jonge katjes nog niet naar buiten.
A
Als het weer zo blijft
B
kunnen de jonge katjes nog niet naar buiten

Slide 38 - Quizvraag

Uitleg
persoonsvorm
onderwerp
voegwoord

Als het weer zo blijft, kunnen de jonge katjes nog niet naar buiten.

Slide 39 - Tekstslide

Vragen
Nog vragen of onduidelijkheden?

Slide 40 - Tekstslide

Kies het juiste antwoord.

Ik ga naar de stad en ik koop een nieuwe hamsterkooi.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 41 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.

Of ik kan stagelopen bij die manege, moet ik nog gaan onderzoeken.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 42 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.

Ik heb al online gezocht naar een stageplek, maar ik heb nog niks gevonden.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 43 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.

Ik heb een nieuwe kattenmand nodig, omdat de oude kapot is gegaan.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 44 - Quizvraag

Kies het juiste antwoord.

Vandaag ga ik de dieren eerder voeren, omdat mij dat beter uitkomt.
A
hoofdzin + hoofdzin
B
hoofdzin + bijzin
C
bijzin + hoofdzin

Slide 45 - Quizvraag

Nu zelf
Taalblokken
Leerroutes=> spelling en grammatica=>01. Grammatica=> zinsdelen

Slide 46 - Tekstslide

Aan de slag!
NU Nederlands
Maken de oefentoets Gram H2

Succes :) 

Slide 47 - Tekstslide