Week 8 Nederlands 2 H

Nederlands 2H week 8
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met tekstslides.

Onderdelen in deze les

Nederlands 2H week 8

Slide 1 - Tekstslide

Afspraken in de les

Algemene afspraken m.b.t. corona!


  • Je hebt je spullen op orde. Je hebt bij je: Kern (Nederlands lesboek), een schrift, een leesboek, een agenda en pen/papier.
  • Spullen niet op orde: BV op Magister. Dit geldt ook voor je agenda!
  • Huiswerk niet op orde: HV op magister (ook als je huiswerk voor een deel af is).
  • Mobiele telefoons/tablets verboden, tenzij de docent het aangeeft.
  • Twee keer waarschuwen moet voldoende zijn! Zo niet, na de les bij de docent melden en dan maken we een afspraak hoe het in het vervolg beter kan in de les.

Slide 2 - Tekstslide

Lees nu 10 minuten in je leesboek. 

Slide 3 - Tekstslide

Week 8  20 februari t/m 
25 februari 2023
  • We gaan door met lezen in periode 2
  • otfyw => code LessonUp
  • Deze week afronden leesvaardigheid.
  • So schrijfvaardigheid: woensdag 22 februari

Slide 4 - Tekstslide

Leerdoelen
Deze week:
  • leer je de opbouw van een tekst herkennen met behulp van verbindingswoorden
  • leer je wat verwijswoorden zijn en welk nut ze hebben.
  • leer je verbindingswoorden en functiewoorden gebruiken in je schrijfopdracht.

Slide 5 - Tekstslide

PTD rapportperiode 2 













Herhaling taalverzorging (spelling totaal)

45 min

(1x)

NEE

104

SO

Boekentoets (2 boeken)

45 min

VK

NEE


Nr.
Toets-vorm
Leerstof/  Leerdoel
Tijd
Weging
Her-
kans
201
PW
Lezen + woordenschat en theorie lezen
H. 17+ H. 18 + H. 19
45 min
3 (toetsweek)
Nee
202
SO
Grammatica taalkundig en redekundig
45 min
1     18/1/af
Nee
203
SO
Schrijfopdracht
45 min
2/ 22/2
Nee

Slide 6 - Tekstslide




Toetsplanning 
Leesvaardigheid 
toetsweek

Schrijven

Slide 7 - Tekstslide

Boekenlijst 2 H - periode 3
1. Oorlogsgeheim                                              Jacques Vriens
2. Het dagboek van Anne Frank                  Anne Frank
3. Stilte heeft een eigen stem                      Ruta Sepetijs
4. De gelukvinder                                                Vendel/Elman
5. Het meisje met de vlechtjes                      Wilma Geldof

Anne  Frank, de graphic novel mag ook!








Boek 2





Boek 3





Boek 4






Slide 8 - Tekstslide

Uitleg theorie
Op de volgende dia's wordt de lesstof van deze week behandeld.

Slide 9 - Tekstslide

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 10 - Tekstslide

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 11 - Tekstslide

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 12 - Tekstslide

Verbindingswoorden (p. 74)

Slide 13 - Tekstslide

Verwijswoorden (p. 78)

Slide 14 - Tekstslide

Verwijswoorden (p. 78)

Slide 15 - Tekstslide

Verwijswoorden (p. 78)

Slide 16 - Tekstslide

Verwijswoorden (p. 78)

Slide 17 - Tekstslide

Verwijswoorden (p. 78)

Slide 18 - Tekstslide

Evaluatie
  • Wat was het lesdoel en heb je voor jezelf het gevoel dat je lesdoel is behaald?

  • leer je de opbouw van een tekst herkennen met behulp van verbindingswoorden
  • leer je wat verwijswoorden zijn en welk nut ze hebben.
  • leer je verbindingswoorden en functiewoorden gebruiken in je schrijfopdracht.

Slide 19 - Tekstslide

Nakijken weektaak 

Slide 20 - Tekstslide

Weektaak 7
  • Lees de theorie op bladzijde 78
  • Maak opdracht 1 t/m 4 op bladzijde 79

Slide 21 - Tekstslide

Opdracht 1 bladzijde 79
a mijn – de schrijver/spreker
  die – lievelingsneef
 b dat – broertje
 c zijn – Nils
 d elkaar – Joost en Janneke
 e waarvan – een niveau

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 2 bladzijde 79
a ze – voornaamwoord, verwijst naar Mathilde
 b de lerares – zelfstandig naamwoord, verwijst naar Jannie Jansen
 c daar – bijwoord, verwijst naar Amsterdam
 d zijn – voornaamwoord, verwijst naar Karel
 e dat – voornaamwoord, verwijst naar Pacman

Slide 23 - Tekstslide

Opdracht 3 bladzijde 79
a De schrijver bedoelt dat je de medicijnen in het keukenkastje moet bewaren, maar ‘ze’ kan ook verwijzen naar ‘kinderen’.
 b De schrijver bedoelt dat de foto’s sinds WOII verbogen zaten in het archief van de Amsterdamse politie, maar ‘die’ kan ook verwijzen naar ‘onbekende mannen’.
 c De schrijver bedoelt dat de boer niet wil dat de kippen worden opgepakt. Met ‘dat’ wil de schrijver dus verwijzen naar het oppakken van de kippen. Maar ‘dat’ kan ook alleen naar ‘oppakken’ verwijzen. In die betekenis wil de boer zelf niet opgepakt worden.

Slide 24 - Tekstslide

Opdracht 4 bladzijde 79
Bijvoorbeeld: Het biggetje Knor wentelde zich in de modder. Dat vond hij fijn. Er was veel modder in zijn hok. In dat hok woonden nog drie andere biggetjes: biggetje Knir, biggetje Knar en biggetje Alexander. Zij waren de broertjes van Knor. Ook zij vonden het fijn om zich in de modder te wentelen. Soms snuffelden biggetje Knor en zijn mama met de neuzen tegen elkaar aan. Snuffelen was fijn, vond biggetje Knor. Maar het was niet zo fijn als wentelen in de modder.

Slide 25 - Tekstslide

Weektaak afgerond

Slide 26 - Tekstslide