In deze les zitten 40 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.
Lesduur is: 45 min
Onderdelen in deze les
Vandaag op tafel:
Kernboek, papier
Telefoon in zwarte zakkie
Slide 1 - Tekstslide
Welkom!
Op tafel:
Kernboek, map, pen
Telefoon in zwarte zakkie
GEEN LAPTOP OP TAFEL
Slide 2 - Tekstslide
Agenda
1. Nakijken hst 57
2. Uitleg hst 72 voegwoorden
3. Aan de slag
Je hebt huiswerk gemaakt waarbij je meningen, argumenten en feiten uit elkaar moest houden (hst 57)
Je gaat leren wat verwijswoorden zijn en welk nut ze hebben (hst 72)
Slide 3 - Tekstslide
Leerdoel hoofdstuk 57
Slide 4 - Tekstslide
Huiswerk nakijken hst 57 vraag 5 t/m 12
5 De mening van de schrijver staat in alinea 4 en 5. De mening van anderen staat in alinea 1 en alinea 2.
6 In alinea 3 staan voornamelijk feiten. Twee feiten zijn: in 1900 woonden er 80 duizend mensen in de Jordaan, en nu wonen er 20 duizend mensen in de Jordaan.
7 Je kunt bewijzen dat er in 1900 80 duizend mensen in de Jordaan woonden en dat er nu 20 duizend mensen in de Jordaan worden.
Slide 5 - Tekstslide
Huiswerk nakijken hst 57 vraag 5 t/m 12
8 De mening van de schrijver is dat het nu niet per se drukker is dan vroeger in Amsterdam. Amsterdam is juist een bruisende stad. De mening van anderen is dat Amsterdam veel te druk is en dat je je eigen stad niet meer herkent.
9 Argumenten bij de mening van de schrijver: het was vroeger niet minder druk in Amsterdam, en al die toeristen zijn goed voor de economie, cultuur en het vertier van de stad. Argumenten bij de mening van anderen: je hoort bijna geen Nederlands meer op straat en de huizenprijzen zijn vreselijk.
Slide 6 - Tekstslide
Huiswerk nakijken hst 57 vraag 5 t/m 12
10
a Nee, je kunt niet jeremiëren niet vaststellen.
b Ja, je kunt het controleren.
c Nee, het is de mening van iemand.
d Nee, het is de mening van iemand.
Slide 7 - Tekstslide
Huiswerk nakijken hst 57 vraag 5 t/m 12
11
a Mening: Ik vind dat inwoners van Amsterdam meer beschermd moeten worden tegen de drukte van toeristen. Argumenten: Als het te druk wordt, wil niemand meer in Amsterdam wonen en wordt het een soort openluchtmuseum.
b Mening: Ik vind dat inwoners van Amsterdam meer beschermd moeten worden tegen de drukte van toeristen. Argument: Niemand vindt het leuk om steeds maar toeristen door zijn straat te zien lopen.
Slide 8 - Tekstslide
Leerdoel hoofdstuk 72
Slide 9 - Tekstslide
Slide 10 - Tekstslide
Slide 11 - Tekstslide
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Tekstslide
Slide 14 - Tekstslide
Slide 15 - Tekstslide
Slide 16 - Tekstslide
Slide 17 - Tekstslide
Slide 18 - Tekstslide
Slide 19 - Tekstslide
Slide 20 - Tekstslide
Aan de slag
Samen 1, 2 en 8 hoofdstuk 72
Blz 148/149
Zelf 6 + 9
timer
5:00
Slide 21 - Tekstslide
Vandaag op tafel:
Kernboek, papier
Telefoon in zwarte zakkie
Slide 22 - Tekstslide
Welkom!
Op tafel:
Kernboek, map, pen, laptop
Telefoon in zwarte zakkie
GEEN LAPTOP OP TAFEL
Slide 23 - Tekstslide
Agenda
1. Eerst verder met hst 72
2. Dan aan de slag met een oefening
We gaan nog even verder met verwijswoorden zijn en welk nut ze hebben (hst 72)
Slide 24 - Tekstslide
Leerdoel hoofdstuk 72
Slide 25 - Tekstslide
Even oefenen
Log in deze Lessonup
Kern hoofdstuk 72 erbij houden
Slide 26 - Tekstslide
Welke drie groepen verwijswoorden zijn er?
Slide 27 - Open vraag
Welk soort verwijswoord is 'ze'? Jullie docent bakt graag. Ze maakt heerlijke cake.
A
Voornaamwoord
B
Bijwoord
C
Zelfstandig naamwoord
Slide 28 - Quizvraag
Welk soort verwijswoord is 'deze docent'? Meneer Oexman is erg sportief. Deze docent rent jullie er allemaal uit.
A
Voornaamwoord
B
Bijwoord
C
Zelfstandig naamwoord
Slide 29 - Quizvraag
Welk soort verwijswoord is 'haar'? Mevrouw Dannouni doet mee aan de Ramadan. Daarom heeft zij haar lunch niet mee naar het werk.
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
Slide 30 - Quizvraag
Welk soort verwijswoord is 'zij'? Mevrouw Dannouni doet mee aan de Ramadan. Daarom heeft zij haar lunch niet mee naar het werk.
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
Slide 31 - Quizvraag
Welk soort verwijswoord is 'dat'? Nelson? Dat was toch uw vorige kat?
A
Aanwijzend voornaamwoord
B
Bezittelijk voornaamwoord
C
Persoonlijk voornaamwoord
Slide 32 - Quizvraag
Wat is het verwijswoord in deze zinnen en waar verwijst het naar? Meer flitspalen in de stad: goed idee. En waar moeten ze komen?
Slide 33 - Open vraag
Wat is het verwijswoord in deze zinnen en waar verwijst het naar? Winkelcentrum de Savornin Lohmanplein krijgt een nieuwe snoepwinkel. Eigenaar Ivo van Zijderveld is er trots op.
Slide 34 - Open vraag
Herschrijf deze zinnen, met verwijswoord. Snoep is lekker en niet duur. Iedereen weet dat snoep slecht is voor je tanden.
Slide 35 - Open vraag
Herschrijf de tweede zin, met twee verwijswoorden. Tijdens het vasten mogen kinderen geen snoep eten overdag. Kinderen willen wel snoep eten.
Slide 36 - Open vraag
Slide 37 - Tekstslide
Aan de slag
hoofdstuk 72
Blz 148/149
Zelf 6 + 9
timer
10:00
Slide 38 - Tekstslide
Antwoorden 6
– de zangeres en danseres
– ze
– haar
– deze
– daar
– de artieste.
Slide 39 - Tekstslide
Antwoorden 9 bijv.
Het biggetje Knor wentelde zich in de modder. Dat vond hij fijn. Er was veel modder zijn hok. In dat hok woonden nog drie andere biggetjes: Biggetje Knir, biggetje Knar en biggetje Alexander. Zij waren de broertjes van Knor. Ook zij vonden het fijn om zich in de modder te wentelen.