29/2 LnH verwijswoorden+ toets

Welkom LnH!
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2,3

In deze les zitten 24 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Welkom LnH!

Slide 1 - Tekstslide

Planning 
  • stillezen + woordenschat 
  • uitleg verwijswoorden + Kahoot

Slide 2 - Tekstslide

stillezen
  • Schrijf moeilijke woorden op in je schrift en op het blaadje
  • 2 aparte woordenlijsten
timer
15:00

Slide 3 - Tekstslide

Jeugdjournaal kijken 

Slide 4 - Tekstslide

Nieuwsquiz
https://create.kahoot.it/share/nieuwsquiz-week-9-2024/4781806c-8879-4078-97e2-5e41ba30026e

Slide 5 - Tekstslide

voorbereiden op toets
  • onderbouw: oefeningen maken + voorbereiden op oefentoets
  • klaar? werken in eigen boeken

  • bovenbouw: gezamenlijk zinnen nakijken en ontleden
  • voorbereiden op toets

Slide 6 - Tekstslide

Toets
  • Vul je gegevens op het blad in (voor- en achternaam)
  • Schrijf netjes en leesbaar
  • Als je klaar bent, ga je iets voor jezelf doen, maar niet op je telefoon
  • Je bent stil zolang nog niet iedereen klaar is 

Slide 7 - Tekstslide

woorden van gisteren 
zintuiglijk- zintuigen: horen, zien, ruiken, proeven, voelen
kluns- dom iemand
duimendik-zo dik als een paar duimen
weigerde (weigeren)-iets niet willen/gaan doen
opslorpen (opslurpen)- niet netjes opdrinken (met geluid en snel)
ketter-iemand die op een andere manier of niet gelooft
reformatie-een beweging in de 16e eeuw die de Rooms-katholieke kerk wilde verbeteren
vingertoppen-topje/uiteinde van je vinger
etalage-een raam voor een winkel waarin je kan zien wat er wordt verkocht
zorgvuldig-nauwkeurig, precies
kriebels-Een ongemak dat jeuk, hoest of irritatie veroorzaakt of onrust (figuurlijk)

Slide 8 - Tekstslide

Nieuwsquiz

Slide 9 - Tekstslide

Jeugdjournaal kijken 

Slide 10 - Tekstslide

tekst leesvaardigheid (voor allen)
  • Als je een tekst leest, ga je hem eerst bekijken= oriënterend lezen. Je leest de: titel, tussenkopjes, opvallende letters/tekens, plaatje(s) en de bron. = waar de tekst uit komt (krant, internet)->staat vaak onderaan
  • Bedenk wat je al over het onderwerp weet
  • Het onderwerp is waar de tekst over gaat in 1-4 woorden
  • Lees de tekst en probeer kort elke alinea (stukje) samen te vatten in je eigen woorden. (na te vertellen)
  • Beantwoord daarna de vragen bij de tekst. 

Slide 11 - Tekstslide

tekst leesvaardigheid (voor allen)
  • Een tekst heeft een (hoofd) onderwerp. Dat is in een paar woorden waar de tekst over gaat.
  • Een tekst heeft ook vaak een of meerdere deelonderwerpen.
  • Dat kan het onderwerp zijn van 1 of meerdere alinea's.
  • Voorbeeld: tekst gaat over het onderwerp huiswerk, deelonderwerpen kunnen zijn: vreemde talen, wiskunde, zaakvakken (=aardrijkskunde, geschiedenis, biologie)

Slide 12 - Tekstslide

opbouw van een tekst
  • Een tekst heeft vaak een inleiding, een middenstuk (of kern) en een slot.
  • In de inleiding wordt het onderwerp duidelijk gemaakt.
  • Een inleiding bestaat uit 1 of meer alinea's.
  • In het middenstuk vind je de belangrijkste informatie over het onderwerp.
  • In het slot wordt soms de informatie herhaald of wordt er verwezen naar de toekomst.

Slide 13 - Tekstslide

opbouw van een alinea
  • De belangrijkste informatie in een alinea staat meestal aan het begin ( soms aan het einde) van de alinea.
  • De belangrijkste zin van een alinea noemen we de kernzin.
  • Dit is dus vaak de eerste zin van de alinea. (soms de 2e, controleer deze)

Slide 14 - Tekstslide

Tekststructuren
Een tekststructuur is een net woord voor 'opbouw van de tekst (inleiding, middenstuk en slot)' .  Er zijn maar liefst zeven verschillende tekststructuren. Deze moet je uit je hoofd leren, zodat je ze kunt herkennen in een tekst.


Slide 15 - Tekstslide

 Tekststructuren 

1. aspectenstructuur: tekst met onderwerp en diverse verschillende aspecten/onderdelen

2. verleden-heden-toekomststructuur: tekst met onderwerp en vroeger, nu, (toekomst)

3. voor-en nadelenstructuur: tekst met onderwerp en voor- en nadelen van dat onderwerp

4. vraag/antwoordstructuur: tekst waarin de inleiding eindigt met een vraag en de vraag wordt beantwoord in het middenstuk

Slide 16 - Tekstslide

Tekststructuren 
5. argumentatiestructuur:
stelling/standpunt in inleiding - middenstuk: argumenten - slot: samenvatting
6. probleem/oplossingstructuur:
probleem - gevolgen/oorzaken/oplossing - de beste oplossing
7. verklaringsstructuur: bepaald verschijnsel- kenmerken/voorbeelden/verklaring (uitleg)- samenvatting


Slide 17 - Tekstslide

ob: werken aan opdrachten
  • maken opdracht 35-39
  • bespreken brief  

Slide 18 - Tekstslide

bb: werken aan opdrachten
  • zelfstandig werken aan opdrachten bij de teksten

Slide 19 - Tekstslide

Jeugdjournaal kijken 

Slide 20 - Tekstslide

Nieuwsquiz

Slide 21 - Tekstslide

Dagopening

Slide 22 - Tekstslide

vragenspel
Je krijgt een papier met vragen. Loop door de klas en stel een vraag aan iemand uit de klas. Probeer zoveel mogelijk vragen aan verschillende leerlingen te stellen. Als je de vraag hebt gesteld, zet je een kruisje door de vraag.

Slide 23 - Tekstslide

bb: oefenen op Cambiumned.nl
  • Grammatica zinsdelen: voor de toets wordt alleen dit gevraagd (zoals de zinnen op het papier)
  • zie ook Kern blz. 193-197 (niet voorzetselvoorwerp)
  • 29 februari: toets grammatica zinsdelen
  • (Formuleren - (foutieve) verwijswoorden: uitleg lezen + oefeningen maken -> uitleg volgt later)

Slide 24 - Tekstslide