Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Les 3 Grammatica 3.4/spelling 3.5
Grammatica 3.4
Lijdend voorwerp
Volgorde van ontleden
Soorten werkwoorden
onvoltooide en voltooide tijd.
1 / 37
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
In deze les zitten
37 slides
, met
interactieve quizzen
,
tekstslides
en
2 videos
.
Lesduur is:
45 min
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
Grammatica 3.4
Lijdend voorwerp
Volgorde van ontleden
Soorten werkwoorden
onvoltooide en voltooide tijd.
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Hoe vind je het lijdend voorwerp?
Slide 3 - Open vraag
Slide 4 - Video
De vijf stappen
1. persoonsvorm
2. zinsdelen
3. werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin) of naamwoordelijk gezegde
4. onderwerp (wie/wat + wg)
5. lijdend woordwerp (wie/wat + wg + o)
Slide 5 - Tekstslide
Wat is "een lekkere taart" in deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp
D
bijwoordelijke bepaling
Slide 6 - Quizvraag
Benoem het lijdend voorwerp.
Meneer Janssen geeft ons Franse les.
A
Meneer Janssen
B
geeft
C
ons
D
Franse les
Slide 7 - Quizvraag
De eerste stap bij het zetten van zinsdeelstrepen is
A
Alles voor de pv is één zinsdeel
B
Alles wat voor de pv kan staan is één zinsdeel
C
Zoek de pv
Slide 8 - Quizvraag
Werkwoorden staan altijd alleen.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 9 - Quizvraag
Bij "Op zoek naar Maria" gaf de jury Nandi prachtig commentaar.
Ow= ?
A
Op zoek naar Maria
B
Maria
C
de jury
D
Nandi
Slide 10 - Quizvraag
PERSOONSVORM
VOLTOOID DEELWOORD
INFINITIEF
ONVOLTOOID DEELWOORD
Hele werkwoord + d.
De handeling is nog niet afgelopen.
Werkwoord geeft aan wat het onderwerp doet. Verandert bij de tijdproef.
Werkwoord zoals je dat in het woordenboek tegenkomt. Verandert
niet
bij de tijdproef.
Werkwoord heeft een hulpwerkwoord nodig en geeft aan dat de handeling is afgerond.
Slide 11 - Sleepvraag
Iedere zin heeft een lijdend voorwerp.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 12 - Quizvraag
Noteer het lijdend voorwerp.
De jury heeft Nandi prachtig commentaar gegeven in de laatste liveshow.
Slide 13 - Open vraag
§3.5 Spelling
Slide 14 - Tekstslide
Wat gaan we doen
Spelling
: je kan na deze les ook zwakke werkwoorden in de verleden tijd vervoegen
Meervoud
: je kan na deze les alle meervouden maken
Slide 15 - Tekstslide
Aan het eind van deze les:
Kan ik
zwakke werkwoorden
in de
verleden tijd
zetten
Kan ik
meervouden
van
zelfstandige naamwoorden
vormen
Slide 16 - Tekstslide
Bij een sterk werkwoord
A
Verandert de klank in de verleden tijd
B
Verandert de klank in de verleden tijd niet
Slide 17 - Quizvraag
Bij een zwak werkwoord
A
Verandert de klank in de verleden tijd
B
Verandert de klank in de verleden tijd niet
Slide 18 - Quizvraag
Zwakke en sterke werkwoorden
Bij een
sterk werkwoord
verandert de klank
in de verleden tijd (noemen we ook wel
onregelmatig
)
Bij een
zwak werkwoord
blijft de klank gelijk
in de verleden tijd (noemen we ook wel
regelmatig
)
Slide 19 - Tekstslide
Zwakke en sterke werkwoorden
Dus:
Zwakke werkwoorden = regelmatig (verandert niet)
Sterke werkwoorden = onregelmatig (verandert wel)
Onthouden:
Sterk doet lekker wat die wil!
Slide 20 - Tekstslide
Hoe moet je vervoegen
ik-vorm + te(n)/de(n)
Slide 21 - Tekstslide
Lopen is een
A
Sterk werkwoord
B
Zwak werkwoord
Slide 22 - Quizvraag
Zwemmen is een
A
Regelmatig werkwoord
B
Onregelmatig werkwoord
Slide 23 - Quizvraag
Gebruiken is een
A
Zwak werkwoord
B
Sterk werkwoord
Slide 24 - Quizvraag
Dansen is een
A
Onregelmatig werkwoord
B
Regelmatig werkwoord
Slide 25 - Quizvraag
'
t S
e
X
y
F
o
KSCH
aa
P
Slide 26 - Tekstslide
De verleden tijd van 'voelen' schrijf je met een
A
-t
B
-d
Slide 27 - Quizvraag
Want de '
l
' in voe
l
zit niet in '
t
s
e
x
y
f
o
ksch
aa
p
.
Dus met een -d = voel
d
e(n), gevoel
d
Slide 28 - Tekstslide
De verleden tijd van 'raken' schrijf je met een
A
-t
B
-d
Slide 29 - Quizvraag
Want de '
k
' in raa
k
zit in '
t
s
e
x
y
f
o
ksch
aa
p
.
Dus met een -t = raak
t
e(n), geraak
t
Slide 30 - Tekstslide
Meervoud znw
Behalve meervoud op -en, -s en -'s ook...
Meervoud op -ën = klemtoon op laatste -ie
Meervoud op -n = klemtoon niet op laatste -ie
Latijn einde op -um = meervoud met (e)a
-icus = meetvoud met ici
Slide 31 - Tekstslide
MEERVOUD ZN 2
Kruik-kruiken (en)
Garage-garages (s)
Oma oma's ('s)
ZN die eindigen op -ie:
Als de klemtoon ligt op de laatste lettergreep (-ie), schrijf je ën achter het enkelvoud.
Kn
ie
- Knieën / melod
ie
- melodiën
Slide 32 - Tekstslide
MEERVOUD ZN 2
Als de klemtoon niet op de -ie ligt --> "n
bact
e
rie - bacteriën / kol
o
nie - koloniën
ZN die eindigen op -ee --> ën
idee -- ideeën / zee - zeeën
ZN die eindigen op -um --> (e)a of s
Museum - musea / datum - data (museums/datums)
Slide 33 - Tekstslide
MEERVOUD ZN 2
Woorden die eindigen op -us --> ici
politicus - politici / technicus - technici
Slide 34 - Tekstslide
Meervoud van moskee
Slide 35 - Open vraag
Meervoud van economie
Slide 36 - Open vraag
Meervoud van folie
Slide 37 - Open vraag
Meer lessen zoals deze
H3.5 werkwoorden in vt 2/ meervoud znw 2
Januari 2019
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Proefles o.v.t. zwakke en sterke werkwoorden, 1F
April 2018
- Les met
27 slides
door
SCORE Nederlands vo/mbo
Nederlands
Middelbare school
vmbo
Leerjaar 1
SCORE Nederlands vo/mbo
Spelling + Spelling ww. H3 klas 1H-1HV
Januari 2021
- Les met
18 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Spelling + Spelling ww. H3 klas 1H-1HV
Januari 2022
- Les met
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
Spelling persoonsvorm in de vt
Juni 2019
- Les met
25 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
Spelling 4.8
April 2024
- Les met
28 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Hybride les 4.8 spelling
Mei 2021
- Les met
22 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
Spelling 3.5 en 4.5
Januari 2021
- Les met
26 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1