L&L Ontwikkeling

Hoe makkelijk lezen (screenen) Tips?
zoekend lezen / scannend: 
gebruik je wanneer je naar specifieke informatie op zoek bent.
Je hoeft niet de hele tekst te lezen
Oriënterend
Snel vaststellen of een tekst bruikbaar is (Titel, alinea's of tussenkoppen) 
Globaal
Vinden van hoofdzaken (Eerste en laatste alinea of Eerste en slotzinnen van alinea’s.



1 / 53
volgende
Slide 1: Tekstslide
WelzijnMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 53 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Hoe makkelijk lezen (screenen) Tips?
zoekend lezen / scannend: 
gebruik je wanneer je naar specifieke informatie op zoek bent.
Je hoeft niet de hele tekst te lezen
Oriënterend
Snel vaststellen of een tekst bruikbaar is (Titel, alinea's of tussenkoppen) 
Globaal
Vinden van hoofdzaken (Eerste en laatste alinea of Eerste en slotzinnen van alinea’s.



Slide 1 - Tekstslide

Zoekend / scannend lezen:
Wat betekend ontwikkelingsfactor?

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een doelgroepen?
A
Een groep mensen waarvan de leden een gemeenschappelijke kenmerk hebben
B
Een groep mensen
C
Een groep mensen waarvan de leden meerdere gemeenschappelijke kenmerken hebben
D
Een groep mensen waarvan de leden een of meerdere gemeenschappelijke kenmerken hebben

Slide 3 - Quizvraag

Wat zijn de gemeenschappelijke kenmerken van een doelgroep?

Slide 4 - Open vraag

Wat zijn de gemeenschappelijke kenmerken van een doelgroep?

Slide 5 - Open vraag

Heterogeen 
Homogeen

Slide 6 - Sleepvraag

Wat is ontwikkeling?

Slide 7 - Open vraag

Doelgroepen naar leeftijd of ontwikkelfase 
  • baby's: 0-1,5 jaar
  • peuters: 1,5-4 jaar
  • bassisschoolkinderen: 4-12 jaar
-kleuter 4-6 jaar
-jong schoolkind 6-9 jaar
-oud schoolkind 9-12 jaar

Slide 8 - Tekstslide

Doelgroepen naar leeftijd of ontwikkelfase 
  • jongeren: 12-18 jaar
-puber 12-16 jaar
-adolescent 16-18 jaar
  • volwassenen: 18-65 jaar
-jongvolwassen 18-40 jaar
-vroege oudere 55-65 jaar
  • ouderen of senioren: 65 jaar en ouder 



Slide 9 - Tekstslide

Welke 6 leeftijds doelgroepen zijn er?

Slide 10 - Open vraag

Maken opdracht:

opdracht 1
opdracht 2
opdracht 3

Slide 11 - Tekstslide

Opdracht 4 
Moet ik zelf nog makken in lesson-up

Slide 12 - Tekstslide

Ontwikkelfactoren
Zijn onderdelen van de ontwikkeling die kenmerkend zijn voor een bepaald leeftijd.
Ander woord: Ontwikkelfactoren (bepalen de ontwikkeling van de mensen)

Slide 13 - Tekstslide

Ontwikkelfactoren op 3 gebieden
  1. lichamelijke of motorische ontwikkeling 
  2. cognitieve ontwikkeling: denken
  3. sociaal-affectieve ontwikkeling: gevoel

Slide 14 - Tekstslide

Motorische ontwikkeling
Bewegen en leren bewegen
2 soorten motoriek:
  1. grove motoriek 
  2. fijne motoriek 
De zintuigen spelen hier een belangrijke rol!


Slide 15 - Tekstslide

Geef 2 soorten motoriek en geef daarbij 2 voorbeelden

Slide 16 - Open vraag

1. Grove motoriek 
Grote bewegingen (zonder er veel over na te denken)
  • zwaaien
  • lopen
  • rollen
  • kruipen
Geschikte activiteiten:
  • balspelen: overgooien en rollen
  • lopen over een bank
  • zwemmen

Slide 17 - Tekstslide

2. Fijne motoriek 
kleinere bewegingen (veel nadenken)
  • schrijven 
  • veters strikken 
  • tekenen
Wanneer start de ontwikkeling van de fijne motoriek? op de bassischool (groep 1 & 2)
Geschikte activiteiten:
  • kralen rijgen & knikkeren
  • tekenen & knippen 
  • puzzelen & kleien 


Slide 18 - Tekstslide

Sensomotorische ontwikkeling (sensomotoriek) 
Samenwerking tussen de zintuigen en de bewegingen. Een bijzonder onderdeel van de motoriek.
Zintuigen:
  • ruiken
  • voelen
  • proeven
  • horen
  • zien





Slide 19 - Tekstslide

Voelen
Zien
Ruiken
Horen
Proeven

Slide 20 - Sleepvraag

Wat betekend ontwikkelfactoren?
A
Bepalen de ontwikkeling van de mensen
B
Gewoon factoren
C
Zijn onderdelen van de ontwikkeling die kenmerkend zijn voor een bepaald leeftijd.
D
Zijn onderdelen van de ontwikkeling die kenmerkend zijn

Slide 21 - Quizvraag

5 zintuigen?

Slide 22 - Open vraag

Noem de ontwikkelfactoren op 3 gebieden

Slide 23 - Open vraag

Maken opdracht
Opdracht 5
opdracht 6

Slide 24 - Tekstslide

De baby en de peuter
Baby:
  • Doelgroep waar jullie toekomstige docenten weinig mee te  maken krijgen.
Peuter:
Lichamelijke ontwikkeling;
-veel lichaamsvet (gewicht / breedtegroei)
-langzame groei (lengte)
-vooral grove motoriek (bal schoppen, hinkelen, etc.

Slide 25 - Tekstslide

De baby en de peuter
Peuter
Cognitieve ontwikkeling:
-weet niet het verschil tussen fantasie en werkelijkheid
-begrijpt oorzaak en gevolg niet (straffen is niet zinvol)
-woordenschat neemt toe. 

Slide 26 - Tekstslide

De baby en de peuter
Peuter
Sociaal-affectieve ontwikkeling:
-ik-besef (ontdekken van eigen wil)
-ontwikkeling van het geweten
-egocentrisch (speelgedrag op zichzelf)

Slide 27 - Tekstslide

Maken opdracht 7

Slide 28 - Tekstslide

Het basisschoolkind
De periode waarin een kind naar de basisschool gaat (kleuter) , tot het de basisschool verlaat.

Slide 29 - Tekstslide

De kleuter
Lichamelijke ontwikkeling
  • lengtegroei en spiergroei (mollig verdwijnt en wordt gespierder)
  • ontwikkeling fijne motoriek (veters strikken en schrijven)
  • grondvormen van bewegen steeds beter onder de knie 
  • handvoorkeur ontstaat

Slide 30 - Tekstslide

De kleuter
Cognitieve ontwikkeling:
  • concreet denken
  • woordenschat wordt groter en de zinnen ingewikkelder 
  • betere concentratie
  • belevingswereld 

Slide 31 - Tekstslide

De kleuter
Sociaal-affectieve ontwikkeling
  • samenspelen gaat beter
  • meer empathie (inlevingsvermogen)
  • identificatiefiguur (een ander na doen om er bij te horen (imiteren)
  • ontwikkelt eigen geweten
  • zelfbeeld wordt nog sterk beïnvloed door omgeving
  • weet beter verschil tussen jongens en meisjes

Slide 32 - Tekstslide

Kleuter kan al abstract denken?
A
Waar
B
Niet waar

Slide 33 - Quizvraag

Maken opdracht
Opdracht 8
Opdracht  9

Slide 34 - Tekstslide

Het jonge schoolkind
Lichamelijke ontwikkeling
  • verhouding lichaam wordt meer ' volwassen' (hoofd minder groot)
  • Worden gespierder (niet te lang inspanning leveren (verzuren)
  • Bewegingsdrang (energie)

Slide 35 - Tekstslide

Het jonge schoolkind
Cognitieve ontwikkeling:
  • abstract denken (in stappen denken)
  • besef oorzaak en gevolg
  • werkelijkheid 
  • meer inzicht in techniek
  • betere concentratie / leergierig
  • kan zich goed  uitdrukken en zinnen worden ingewikkelder 

Slide 36 - Tekstslide

Het jonge schoolkind
Sociaal-affectieve ontwikkeling
  • prestatiegericht / competitiegericht 
  • peergroepen (eigen sekse)
  • identificatiefiguur (een ander na doen om er bij te horen (imiteren)
  • eigen emotie vaak verborgen
  • zelfbeeld wordt nog sterk beïnvloed door omgeving
  • kind kan agressief gedrag vertonen (stel duidelijke grenzen)

Slide 37 - Tekstslide

Maken opdrachten
opdracht 10
opdracht 11 (rollenspel 3p)
opdracht 12

Slide 38 - Tekstslide

Het oude schoolkind 
Lichamelijke ontwikkeling:
  • fijne lichaamsverhouding 
  • verschillen tussen jongens en meisjes
  • fijne en grove motoriek zijn goed ontwikkeld (motorisch leervermogen) 

Slide 39 - Tekstslide

Het oude schoolkind 
Cognitieve ontwikkeling:
  • abstract denken is goed ontwikkeld (zaken die niet direct waarneembaar zijn)
  • in staat om te analyseren en te reflecteren 
  • leergierig

Slide 40 - Tekstslide

Het oude schoolkind 
Sociaal-affectieve ontwikkeling:
  • prestatiegericht
  • peergroep wordt belangrijker
  • identificeren zichzelf met idolen
  • ontwikkeling  van normen en waarden 
  • pesten (komt meer voor)

Slide 41 - Tekstslide

Welk activiteit is geschikt voor (oudere ) schoolkind
A
Peutergym
B
Speurtocht
C
Kleutergym
D
Raften

Slide 42 - Quizvraag

De jongere 
pubertijd: (12-16 jaar)
adolescentie: (16-18 jaar)

lichamelijke ontwikkeling:
  • grote verandering (invloed hormonen)
  • groeispurt in lengte en breedte (achteruitgang motoriek)
  • verschillen tussen jongens en meisjes (geslacht)

Slide 43 - Tekstslide

De jongere
Cognitieve ontwikkeling:
  • logisch en abstract denken
  • eigen normen en waarden (verder ontwikkeld) --> (afzetten tegen volwassenen )

Sociaal-affectieve ontwikkeling:
  • zelfstandigheid en verantwoordelijkheid (streven zelf naar)
  • onzekerheid over eigen zelfbeeld 
  • erbij willen horen
  • eigen identiteit 


  • behoefte aan eigen identiteit




Slide 44 - Tekstslide

Opdracht 18

Slide 45 - Tekstslide

De volwassene (18-67 jaar)
Lichamelijke ontwikkelingen;
  • topprestaties tot --> 35-40 jaar, daarna verval
  • spiermassa verliezen (35 jaar) en toename vetophoping 
  • cluks (bewegingseigenschappen)  --> neemt af
  • vanaf 50-55 jaar verval meer zichtbaar (slijtage)
  • vanaf 55-60 jaar gezondheidsklachten nemen toe 

Slide 46 - Tekstslide

De volwassene
Cognitieve ontwikkeling; 
  • grote interesse in het leren van nieuwe vaardigheden en opdoen van kennis
  • neemt af bij ouderdom

Slide 47 - Tekstslide

De volwassene
Sociaal-affectieve ontwikkeling:
  • duurzame relatie (samenwonen)
  • krijgen van kinderen 
  • prestatie in sport minder belangrijk (sport als middel)
  • meer aandacht voor hobby's en vrijwilligerswerk 

Slide 48 - Tekstslide

Ouderen

Slide 49 - Tekstslide

Doelgroepen naar mogelijkheden en onmogelijkheden
  1. Lichamelijke beperking
  2. verstandelijke beperking 

Slide 50 - Tekstslide

Lichamelijke beperking
  • aandoeningen aan de zintuigen (visueel / auditief)
  •  neurologische aandoening (verstoring in de hersenen of ruggenmerg
  • motorische aandoening (spierziekte of amputaties)
  • aandoening aan orgaan (astma)

Slide 51 - Tekstslide

opdracht 1 & 2 maken

Slide 52 - Tekstslide

Verstandelijke beperking
lagere denkniveau dan gemiddeld
licht-matig- en ernstig verstandelijk beperkt 
denken heel concreet (denken van kleuter en jonge schoolkind

Slide 53 - Tekstslide