Wat is LessonUp
Zoeken
Kanalen
Inloggen
Registreren
‹
Terug naar zoeken
Grammatica blok 1
DOEL
Na deze paragraaf
kun je de persoonsvorm in een zin benoemen
kun je het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen;
kun je het onderwerp in een zin benoemen;
kun je de persoonsvorm, het hele werkwoord en het voltooid deelwoord herkennen.
1 / 30
volgende
Slide 1:
Tekstslide
Nederlands
Middelbare school
In deze les zitten
30 slides
, met
interactieve quizzen
en
tekstslides
.
Start les
Bewaar
Deel
Printen
Onderdelen in deze les
DOEL
Na deze paragraaf
kun je de persoonsvorm in een zin benoemen
kun je het werkwoordelijk gezegde in een zin benoemen;
kun je het onderwerp in een zin benoemen;
kun je de persoonsvorm, het hele werkwoord en het voltooid deelwoord herkennen.
Slide 1 - Tekstslide
Persoonsvorm
Slide 2 - Woordweb
Persoonsvorm
• Zet de zin in een andere tijd
• Verander het getal (meervoud / enkelvoud)
• Maak de zin vragend
Slide 3 - Tekstslide
"Alle kinderen vinden de persoonsvorm in deze zin."
De persoonsvorm is:
A
kinderen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze
Slide 4 - Quizvraag
Benoem de persoonsvorm in de volgende zin:
Wat is de persoonsvorm in deze zin?
A
wat
B
is
C
de persoonsvorm
D
in
Slide 5 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
'Waarom wandelt Kees de avondvierdaagse?'
A
Waarom
B
Er is geen persoonsvorm.
C
wandelt
Slide 6 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm? (PV)
- Houd eens je mond
A
Houd
B
Er is geen persoonsvorm.
C
eens
Slide 7 - Quizvraag
Persoonsvorm: Wat is de persoonsvorm in de volgende zin?
Onze klas is heel slim.
A
heel
B
onze klas
C
is
D
klas
Slide 8 - Quizvraag
Wat is waar over de persoonsvorm?
A
Het is het woord dat de persoon in de zin aangeeft
B
De persoonsvorm is altijd een werkwoord
C
De persoonsvorm is een vrouw
D
De persoonsvorm is een man
Slide 9 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de zin:
'Gisteren hebben zij gedanst.'
A
hebben
B
gedanst
Slide 10 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm?
Gisteren ben ik naar de stad gefietst.
A
gisteren
B
ben
C
ik
D
gefietst
Slide 11 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm in de zin:
'Zit jij te lezen?'
A
lezen
B
zit
C
jij
D
te
Slide 12 - Quizvraag
Wat is de persoonsvorm altijd?
A
Een zelfstandig naamwoord
B
Een werkwoord
C
Een lidwoord
D
Een bijvoeglijk naamwoord
Slide 13 - Quizvraag
Wat is het (werkwoordelijk) gezegde in een zin?
A
Het onderwerp.
B
De persoonsvorm.
C
Het onderwerp + de persoonsvorm.
D
De pv en alle andere werkwoorden.
Slide 14 - Quizvraag
Henk heeft de hond uitgelaten. Wat is het weg?
A
Henk
B
heeft
C
de hond
D
heeft uitgelaten
Slide 15 - Quizvraag
Het gebouw wordt afgebroken. Wat is het wwg
A
het gebouw
B
afgebroken
C
wordt afgebroken
Slide 16 - Quizvraag
Wat is het werkwoordelijk gezegde?
'Peter heeft gisteren zijn scooterrijbewijs behaald.'
A
heeft
B
heeft behaald
C
behaald
D
Er is geen werkwoordelijk gezegde
Slide 17 - Quizvraag
Wat is de regel om het onderwerp van een zin te vinden?
A
wie/wat = onderwerp
B
wat = onderwerp
C
wie/wat + wg= onderwerp
D
Je hebt geen regel nodig
Slide 18 - Quizvraag
Als onderwerp kozen ze pooldieren.
A
Onderwerp
B
Pooldieren
C
Kozen
D
Ze
Slide 19 - Quizvraag
Ik leer het onderwerp te vinden.
Wat is het onderwerp?
A
Ik
B
leer
C
het onderwerp
D
vinden
Slide 20 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Mevrouw Vernhout legt het onderwerp uit.
A
Mevrouw Vernhout
B
legt
C
het onderwerp
D
uit
Slide 21 - Quizvraag
Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?
A
de dader = onderwerp
B
de politie = onderwerp
Slide 22 - Quizvraag
Ik kom vanavond een uurtje later.
Wat is het onderwerp in deze zin?
A
een uurtje = onderwerp
B
ik = onderwerp
Slide 23 - Quizvraag
Wat is het onderwerp?
Zij vinden het erg lelijk.
A
vinden
B
het
C
erg lelijk
D
zij
Slide 24 - Quizvraag
5 Welke bewering over het onderwerp is goed?
A
Het onderwerp kun je vinden door de zin vragend te maken.
B
Het onderwerp kun je vinden door de zin in een andere tijd te zetten.
C
Het onderwerp kun je vinden door de zin in het enkelvoud of in het meervoud te zetten.
D
Het onderwerp kun je vinden door te vragen ‘wie of wat + PV?’.
Slide 25 - Quizvraag
Hele werkwoord of voltooid deelwoord?
twijfelen
A
infinitief
B
voltooid deelwoord
Slide 26 - Quizvraag
Infinitief of voltooid deelwoord?
passen
A
infinitief
B
voltooid deelwoord
Slide 27 - Quizvraag
Infinitief of voltooid deelwoord?
gereden
A
infinitief
B
voltooid deelwoord
Slide 28 - Quizvraag
7. Kijk in de zinnaar het werkwoord wisten. Is dit een persoonsvorm of een andere werkwoordsvorm?
Zij wisten hem te bereiken via hun telefoon.
A
persoonsvorm
B
infinitief
C
voltooid deelwoord
Slide 29 - Quizvraag
Opdracht
Maak grammatica blok 1
Slide 30 - Tekstslide
Meer lessen zoals deze
Thema 6: hoofdvormen werkwoorden en meewerkend voorwerp.
Mei 2022
- Les met
44 slides
Taal
Primary Education
Spelling de infinitief en het voltooid deelwoord
Juni 2019
- Les met
24 slides
Steunles spelling
Middelbare school
vmbo, mavo
Leerjaar 1
v3 redekundig ontleden basistoets vooraf
November 2020
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1-3
Grammatica blok 1 vwo 1 19/20
September 2019
- Les met
24 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
grammatica toets H 2
December 2019
- Les met
29 slides
Grammatica_eind
Januari 2020
- Les met
20 slides
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
3CW4D 3CW1D 26 sept 28 sept
September 2023
- Les met
28 slides
Nederlands
MBO
Studiejaar 1
3 Hoofdvormen van Werkwoorden
Maart 2024
- Les met
21 slides
Taal
Basisschool
Groep 7