Wat levert het op, M2, H4.2

WELKOM BIJ ECONOMIE
Ga zitten volgens plattegrond
Nodig: lesboek, laptop en rekenmachine
1 / 21
volgende
Slide 1: Tekstslide
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 2

In deze les zitten 21 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 40 min

Onderdelen in deze les

WELKOM BIJ ECONOMIE
Ga zitten volgens plattegrond
Nodig: lesboek, laptop en rekenmachine

Slide 1 - Tekstslide

Wie is deze ondernemer?

Slide 2 - Open vraag

Wie is deze ondernemer?

Slide 3 - Open vraag

Wie is deze ondernemer?

Slide 4 - Open vraag

Wát is een ondernemer?
Een ondernemer is iemand die met zijn eigen bedrijf zijn inkomen verdient.

Slide 5 - Tekstslide

Jacek is ondernemer, hoe verdient hij zijn inkomen?
A
Als architect
B
Als loodgieter
C
Als tegelzetter
D
Als metselaar

Slide 6 - Quizvraag


Xandra is ondernemer, hoe verdient Xandra een inkomen?
A
Shirts verkopen in een winkel
B
Het ontwerpen van prints op Tshirts
C
Het produceren en maken van Tshirts met coole prints
D
Met een shirtwebshop, gespecialiseerd in prints

Slide 7 - Quizvraag

Fietsenmaker - LEKKE BAND
Gebruikt zijn GEREEDSCHAP
Gebruikt materiaal, namelijk een nieuwe binnenband
Gebruikt zijn INSPANNINGEN, ARBEID
Dit noemen wij productiefactoren!

Slide 8 - Tekstslide

Productiefactoren verdelen in 
3 groepen:

1. natuur
2. Arbeid
3. Kapitaal

Slide 9 - Tekstslide

Het kopen van kapitaalgoederen:
dit noemen wij
INVESTEREN

Slide 10 - Tekstslide



Noem voorbeelden van een investering van een nagelstudio

Slide 11 - Open vraag

Concurrentie
Veel bedrijven maken dezelfde producten of bieden dezelfde diensten aan. Deze bedrijven zijn elkaars CONCURRENT!

Slide 12 - Tekstslide

Concurrenten

Slide 13 - Sleepvraag

Winst berekenen
Door het verkopen van goederen en diensten ontvang je geld.
Dit noemen wij OPBRENGST.
Van deze opbrengst moet je óók kosten betalen.
Het geld dat overblijft heet WINST!

Slide 14 - Tekstslide

Even samen rekenen
Bloemenwinkel "Lotus" verkoopt een boeket bloemen.
Het boeket kost € 17,50
De inkoopkosten van de bloemen zijn € 3,50
De overige kosten zijn € 4,00
Hoeveel winst heb jij bij de verkoop van 2 bossen bloemen?

Slide 15 - Tekstslide

Giovanni heeft een ijssalon. Hij heeft voor € 325,00 ijsjes verkocht. De kosten van ijs waren € 196,00. Hoeveel is de winst van Giovanni?
A
€ 521,00
B
€ 129,00
C
€ 325,00
D
€ 196,00

Slide 16 - Quizvraag

Wat als de ondernemer geen WINST maakt?
De kosten zijn hoger dan de opbrengsten -> VERLIES
Als een bedrijf lang verlies lijdt ->FAILLIET

Slide 17 - Tekstslide

Als het slecht gaat met de economie, wordt de kans groter dat bedrijven failliet gaan. Leg uit hoe dit komt?

Slide 18 - Open vraag

Opdracht!
Zoek 2 beroemde/bekende bedrijven op internet die failliet zijn gegaan?

Slide 19 - Tekstslide

Welke bedrijven, die failliet zijn gegaan heb jij gevonden?

Slide 20 - Open vraag

Aan de slag!
Maak de opdrachten van oefentoets op bladzijde 119:
opdracht 1, 4, 5, 6 

Slide 21 - Tekstslide