In deze les zitten 22 slides, met tekstslides en 2 videos.
Onderdelen in deze les
Hoofdstuk 3
3.1 Gezond eten
Slide 1 - Tekstslide
Voedingsstoffen kunnen we onderverdelen in :
Energierijke stoffen zoals vetten en suikers (koolhydraten)
Bouwstoffen zoals water,eiwitten en mineralen
Beschermende stoffen zoals vitamines en mineralen
Slide 2 - Tekstslide
Slide 3 - Video
Schijf van 5
1 Groente en fruit 2 Brood, pasta, rijst, aardappels 3 Vocht 4 Olie en vetten 5 Vlees, vis, ei en zuivel
Slide 4 - Tekstslide
Hoofdstuk 3
3.2 Proeven
Slide 5 - Tekstslide
Waarmee ruik je?
Ruiken doe je met je
reukzintuig
Reukzintuig boven in de
neusholte
Slide 6 - Tekstslide
Waarom is het belangrijk om te kunnen ruiken en/of proeven?
- ook door te ruiken geef je je eten smaak!
- vuur
- gassen
- goed voedsel selecteren
- (het vinden van een gezonde 'partner')
Slide 7 - Tekstslide
Proeven
Vijf soorten smaakzintuigen:
Zoet
Zout
Zuur
Bitter
Umami (hartig)
Slide 8 - Tekstslide
Beoordelen van voedsel
• Uiterlijk
• Geluid
• Temperatuur
• Structuur
• Je hersenen worden alle informatie van je zintuigen gecombineerd om te bepalen of je iets lekker vindt
Slide 9 - Tekstslide
Hoofdstuk 3
3.3 Frisdrank
Slide 10 - Tekstslide
Wat zit er in?
Siroop
Aroma's:Geur- en smaakstoffen
Extracten:Sappen uit planten. Zorgt voor smaak
Voedingszuren: zure stoffen die van nature in ons voedsel voorkomen. v.b. appelzuur, citroenzuur en fosforzuur: zuren helpen de houdbaarheid te verbeteren
In veel frisdrank zit ook nog een ander zuur: koolzuur
Ingrediënten Cola
Slide 11 - Tekstslide
De pH
De"zuurgraad" meet je in pH
pH 7 = neutraal
Slide 12 - Tekstslide
Slide 13 - Video
Hoofdstuk 3
3.4 Bouwen
Slide 14 - Tekstslide
Hoe kom je aan energie?
Energie haal je uit energierijke voedingsstoffen:
- Koolhydraten (zetmeel & suikers): snelle energie
- Vetten: geeft veel energie, maar komt langzamer vrij
Energie wordt uitgedrukt in Kilojoule of kilocalorie
1 kcal = 4.2 kJ
Slide 15 - Tekstslide
Soorten Bouwstoffen
Drie soorten bouwstoffen:
Eiwitten: voor groei en herstel
Water: Vervoer van stoffen door je lichaam en afvalstoffen afvoeren (bijv. zweten)
Mineralen:
Calcium: maken van botcellen
IJzer: maken van nieuwe bloedcellen
Slide 16 - Tekstslide
Hoeveel energie heb je nodig?
Hoeveelheid afhankelijk van:
activiteit (lichamelijk werk of niet)
leeftijd (ben je in de groei of niet meer)
geslacht (mannen hebben meer nodig dan vrouwen).
Slide 17 - Tekstslide
Eetstoornissen
Anorexia nervosa: eetstoornis waarbij je niet eet omdat je jezelf te dik vindt, terwijl je dat niet bent
Boulimia nervosa: eeststoornis waarbij je vreetbuien hebt, waarna je spijt hebt en het eten weer kwijt wilt
Slide 18 - Tekstslide
Hoofdstuk 3
3.5 Voedsel bewaren
Slide 19 - Tekstslide
Voedsel bederven
Schimmels en bacteriën groeien op en in het voedsel
- Schimmels ; brood, kaas
- Bacteriën ; Vlees, melk en vis
Slide 20 - Tekstslide
Hoe voorkom je voedselbederf?
Voedsel verhitten: Steriliseren (+) of pasteuriseren (-)