bespreken toets hoofdstuk 3

Wat betekent dit woord?
Wat vindt Anke van de AANPAK?

A
De reden waarom iets gebeurt is
B
Het gevaar dat misschien komt
C
De stemming, hoe het voelt om er te zijn
D
Hoe je iets gaat doen
1 / 15
volgende
Slide 1: Quizvraag
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quizzen.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Wat betekent dit woord?
Wat vindt Anke van de AANPAK?

A
De reden waarom iets gebeurt is
B
Het gevaar dat misschien komt
C
De stemming, hoe het voelt om er te zijn
D
Hoe je iets gaat doen

Slide 1 - Quizvraag

Wat betekent het woord in hoofdletters?

Haar gedrag is OPVALLEND
A
Eng
B
Heel erg gevaarlijk, zo gevaarlijk dat je er dood door kunt gaan
C
Wat de aandacht trekt
D
Zo dat je het niet kunt raden wat er gaat gebeuren

Slide 2 - Quizvraag

Wat betekent het woord in hoofdletters?

Zo te zien is Tessa erg AFGUNSTIG
A
Jaloers
B
Sterk, hecht, heel smal, precies
C
Vereerd, trots
D
Zenuwachtig

Slide 3 - Quizvraag

Wat betekent het woord in hoofdletters?

Benjamin lijkt GEVLEID, vind je niet?
A
Jaloers
B
Sterk, hecht, heel smal, precies
C
Vereerd, trots
D
Zenuwachtig

Slide 4 - Quizvraag

Wat betekent het woord:
Uniek

Slide 5 - Open vraag

Wat betekent het woord:
glunderen?

Slide 6 - Open vraag

Wat betekent het woord:
inspireren?

Slide 7 - Open vraag

Wat betekent het woord:
aarzelen?

Slide 8 - Open vraag

In welke zin staat de tegenstelling van het woord start?
A
Hijgend haalden ook de laatste lopers de finish.
B
Een goochelaarsshow vormde het slot van de feestavond
C
Aan het einde van de cursus krijg je een officieel diploma.
D
Het gemeentehuis was het vertrekpunt voor de wandeling

Slide 9 - Quizvraag

Welke vraag moet je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 10 - Open vraag

Zet zinsdeelstrepen:

We hebben jullie gisteren in de stad gezien

Slide 11 - Open vraag

Zet zinsdeelstrepen:
Alle kinderen van onze school hebben gisteren een schoolreisje gemaakt.

Slide 12 - Open vraag

Hoe heet het zinsdeel in hoofdletters:
De apen hebben altijd VLOOIEN.

Slide 13 - Open vraag

Hoe heet het zinsdeel in hoofdletters:
Vaak VLOOIEN de apen elkaar.

Slide 14 - Open vraag

Hoe heet het zinsdeel in hoofdletters:
VLOOIEN zitten graag op apen.

Slide 15 - Open vraag