Hoofdstuk 1 Staatsinrichting 1.1 t/m 1.4
1 / 24
Onderdelen in deze les
Slide 1 - Tekstslide
Slide 2 - Video
Wat weet je nu
al van dit onderwerp?
al van dit onderwerp?
Slide 3 - Woordweb
Waaruit bestaat de regering?
Slide 4 - Open vraag
Nederland heeft een Constitutionele Monarchie. Wat wordt hiermee bedoeld?
Slide 5 - Open vraag
Volgens Art 42 van de Grondwet is de Koning onschendbaar.
Wat houdt dat in?
Wat houdt dat in?
Slide 6 - Open vraag
Wie is er dan verantwoordelijk voor het politiek handelen van de Koning?
A
De Koningin
B
De Tweede Kamer
C
De Staten Generaal
D
De Ministers
Slide 7 - Quizvraag
Nederland heeft een democratische rechtsstaat. Wat houdt dit in?
Slide 8 - Open vraag
Waar bestaat de Staten-Generaal uit?
Slide 9 - Open vraag
Wat is de zittingsduur van zowel de Eerste als de Tweede Kamer?
A
2 Jaar
B
6 Jaar
C
8 Jaar
D
4 Jaar
Slide 10 - Quizvraag
Hoe worden de leden van de Eerste Kamer en Tweede Kamer gekozen?
Slide 11 - Open vraag
Hoeveel leden hebben de eerste en de Tweede Kamer
A
Eerste Kamer 100
Tweede Kamer 100
B
Eerste Kamer 150
Tweede Kamer 75
C
Eerste Kamer 75
Tweede Kamer 150
D
Eerste Kamer 125
Tweede Kamer 125
Slide 12 - Quizvraag
Wat is het verschil tussen Actief kiesrecht en Passief kiesrecht?
Slide 13 - Open vraag
Moet je altijd de Nederlandse nationaliteit hebben om te mogen stemmen?
A
Ja
B
Nee
C
Bij de tweede Kamer verkiezingen is dat niet een vereiste
D
Bij de Gemeenteraad verkiezingen is dat niet een vereiste
Slide 14 - Quizvraag
Waarom is Nederland een staat?
Slide 15 - Open vraag
Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat. wat betekend dat?
Slide 16 - Open vraag
In Nederland is er een scheiding der machten. Waarom is dat?
Slide 17 - Open vraag
Hoe wordt de scheiding der machten ook wel genoemd?
Slide 18 - Open vraag
Uit Welke drie machten bestaat
Trias Politica?
Trias Politica?
Slide 19 - Open vraag
Bij wie ligt de Rechtelijke macht?
A
De regering en de Staten-Generaal die de wetten vaststellen
B
Bij de regering die met haar anbtenarende de regels uitvoert
C
Bij de rechters en het openbaar ministerie
D
Bij de Koning en de minister president
Slide 20 - Quizvraag
Bij wie ligt de Uitvoerende macht?
A
De regering en de Staten-Generaal die de wetten vaststellen
B
Bij de regering die met haar anbtenarende de regels uitvoert
C
Bij de rechters en het openbaar ministerie
D
Bij de Koning en de minister president
Slide 21 - Quizvraag
Bij wie ligt de Wetgevend macht?
A
De regering en de Staten-Generaal die de wetten vaststellen
B
Bij de regering die met haar anbtenarende de regels uitvoert
C
Bij de rechters en het openbaar ministerie
D
Bij de Koning en de minister president
Slide 22 - Quizvraag
Hoe heb je deze les ervaren?
😒🙁😐🙂😃
Slide 23 - Poll
Zijn er na deze les nog vragen over de lesstof die besproken is?
