Betrekkelijk voornaamwoord
- Verwijst naar een antecedent (een woord dat al eerder is genoemd)
Voorbeelden: dat, die, wie, waar, wat
Het meisje dat in de rij staat, is Lotte.
Lotte voor wie het wachten lang duurt, ergert zich.
Zij gaat naar een andere rij, wat niet slim is.
Het blijkt de rij waar je het langst moet wachten.
Dat is het karretje waar zij mee naar de uitgang loopt.