4.3 Omzet en winst (2 lessen)

• Economie
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 3

4.3 Omzet en winst

Planning 

- Terugblik 4.2

- Uitleg paragaaf 4.3 (deel 1)

- Maken opgave

- Bespreken opgave

- Werken aan opgaves

Leg het verschil uit tussen de inkoopwaarde van de omzet en de bedrijfskosten. Geef hierbij een voorbeeld.

Wat gebeurt er met de inkoopwaarde als de omzet stijgt?

Leerdoelen 4.3

- De omzet kunnen berekenen

- Bruto- en nettowinst berekenen

- Verkoopprijs incl. en excl. btw berekenen

- De kostprijs en verkoopprijs kunnen berekenen (volgende les)

Omzet

Omzet = verkoopprijs * afzet  (TO = P*Q)

Een bedrijf heeft een afzet van 15.000 stuks. De verkoopprijs is 20 euro. Wat is de omzet?

Nettowinst

De docent geeft uitleg over de winst- en verliesrekening en de verschillende onderdelen die daarbij horen om uiteindelijk het nettoresultaat te berekenen.

Een bedrijf verkoopt 1.500 stuks tegen een prijs van €20. De inkoopwaarde was €3.000 en de bedrijfskosten €5.000. Wat is de nettowinst?

Winst- en verliesrekening

500.000

500.000

Maken opgave 35 blz. 120

Klaar: ga verder met: 25, 26, 27 + 34 en 36

Afmaken:

Opgave: 25, 26, 27 + 34 en 36

4.3 Omzet en winst

Planning 

- Uitleg paragaaf 4.3 (deel 2)

- Maken opgave

- Bespreken opgave

- Werken aan opgaves

Leerdoelen 4.3

- De omzet kunnen berekenen (vorige les)

- Bruto- en nettowinst berekenen (vorige les)

- De kostprijs en verkoopprijs kunnen berekenen

Vorige les

Hoe bepaalt een bedrijf de verkoopprijs?

Kostprijs

Zijn de kosten om 1 product te maken

Voorbeeld

De constante kosten zijn €5.000. 

De variabele kosten zijn €0,30 per stuk. 

Er worden 25.000 producten gemaakt

 

Wat is de kostprijs per product?

Van kostprijs naar verkoopprijs

- Kosten terug verdienen en winst maken

Winstmarge = in %

Kostprijs = €0,50 per product

Winstmarge = 80%

Maken opgave 29 blz. 117

Klaar: ga verder mt 28 en 30

Afmaken:

Opgave: 28 + 30 

Huiswerk volgende week: 25 t/m 36 (behalve 31, 32 en 33)