Dierlijke cellen

1 / 27
volgende
Slide 1: Tekstslide
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

In deze les zitten 27 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 5 videos.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Slide 1 - Tekstslide

Even een stukje herhalen?
In de volgende slide zie je 2 cellen, een plantaardige en een dierlijke cel. Kijk de onderdelen nog een keer voor jezelf door. 

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Tekstslide

Oefening cellen
Op de volgende site staat een oefening voor de onderdelen van de cel. Ga naar de site en oefen de onderdelen. 

Slide 4 - Tekstslide

Slide 5 - Link

Chromosomen
Binnen in de cel ligt de celkern. In de celkern liggen de chromosomen. 

Mensen hebben 46 chromosomen. 

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Video

Karyogram
Hiernaast zie je het karyogram van een kat. 

Is dit een kater (mannetje) of een poes (vrouwtje)?

Slide 8 - Tekstslide

Dit is het karyogram van een:
A
Kater (mannetje)
B
Poes (vrouwtje)

Slide 9 - Quizvraag

Mitose
  • Bij de mitose ontstaan uit één moedercel twee dochtercellen; bv. uit een spiercel twee nieuwe spiercellen
  • Dit zorgt voor groei!

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Meiose
Meiose is reductiedeling. Reductie betekent vermindering. Bij mitose krijgt een cel 46 chromosomen. 

Bij Meiose maar de helft. 23 chromosomen. 

Slide 12 - Tekstslide

Slide 13 - Video

Verschil
Bij meiose krijg je uiteindelijk dus 23 chromosomen. 

Dit is logisch, als een eicel en zaadcel bij elkaar komen krijg je automatisch weer 46 chromosomen. 

Slide 14 - Tekstslide

Geslachtsbepaling
Op het moment dat een zaadcel een eicel binnenkomt ligt het geslacht van het embryo vast.

Het geslacht wordt bepaald door de geslachtschromosomen;
Heeft het embryo een X en een X, dan is het een meisje. 
Heeft het embryo een X en een Y, dan is het een jongetje.

Slide 15 - Tekstslide

Geslachtsbepaling
Mannen hebben een X en een Y chromosoom. Zij krijgen bij reductiedeling dus X zaadcellen en Y zaadcellen. 

Vrouwen hebben een X en een X chromosoom. Zij krijgen bij reductiedeling dus alleen maar X eicellen. 

De kans op een jongentje of een meisje is dus theoretisch 50%.

Slide 16 - Tekstslide

Geslachtschromosomen
Op het volgende plaatje zie je hoe geslachtschromosomen worden gevormd. Kijk goed of je het snap. Als dat niet zo is, vraag het dan. 

Slide 17 - Tekstslide

Slide 18 - Tekstslide

Wie bepaald of de nakomeling een jongetje of een meisje wordt?
De vader of de moeder?
A
De vader
B
De moeder

Slide 19 - Quizvraag

gewone celdeling heet ook wel:
A
mitose
B
meiose

Slide 20 - Quizvraag

Wat is een andere naam voor reductiedeling
A
Meiose
B
Mitose
C
Deling

Slide 21 - Quizvraag

Bij mitose wordt het aantal chromosomen in de dochtercellen
A
gehalveerd
B
niet veranderd
C
verdubbeld

Slide 22 - Quizvraag

Aan de slag
Nu mag je verder met je weektaak. 

Heb je de weektaak al af? Klik dan door voor het laatste stukje over klonen. 

Slide 23 - Tekstslide

Slide 24 - Video

Klonen
Als je cellen kloont, maak je eigenlijk nieuwe cellen die precies hetzelfde zijn. Net als bij Mitose. Alleen als je gericht gaat klonen, kies je zelf welke cellen je verdubbeld. Het volgende filmpje kun je kijken als je geïnteresseerd bent in klonen.

Slide 25 - Tekstslide

Slide 26 - Video

Voorbereiding op de REP
Elke basisstof heeft een diagnostische toets. Deze bereid je voor op de toets. De vragen uit de D-toets lijken op de vragen uit de toets. Maak nu per basisstof de D-toets. 

Slide 27 - Tekstslide