Literair taalgebruik herhaling

Literair taalgebruik
Stijlfiguren, beeldspraak, symbolen, stijlbreuk en ironie
1 / 24
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

In deze les zitten 24 slides, met interactieve quizzen, tekstslides en 7 videos.

Onderdelen in deze les

Literair taalgebruik
Stijlfiguren, beeldspraak, symbolen, stijlbreuk en ironie

Slide 1 - Tekstslide

- Zakelijk taalgebruik: alleen voor informatieoverdracht. Literair taalgebruik moet iets teweeg brengen. 
- Denk aan: Literaire verwijzingen, woordkeus, formuleringen, stijlfiguren. 
- In het filmpje van Lubach worden de effecten van beeldspraak zichtbaar gemaakt.

Slide 2 - Tekstslide

Slide 3 - Video

Welke zes vormen van beeldspraak zijn er?

Slide 4 - Open vraag

Stijlfiguren
Wat is het verschil tussen beeldspraak en stijlfiguren?

Slide 5 - Tekstslide

Slide 6 - Video

Prolepsis
Vooropplaatsing
Zo'n jurk, die ga ik echt niet aantrekken!

Slide 7 - Tekstslide

Op school stonden ze op het bord geschreven,
Het werkwoord hebben en het werkwoord zijn;
hiermee was tijd, was eeuwigheid gegeven,
de ene werkelijkheid, de ander schijn. (Ed Hoornik)
A
Parallellisme
B
Antithese
C
Paradox
D
Hyperbool

Slide 8 - Quizvraag

Slide 9 - Video

Tautologie

Slide 10 - Tekstslide

Slide 11 - Video

Slide 12 - Tekstslide

Herhaling

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Tekstslide

Paradox
'Schijnbare tegenstelling': tegengestelde begrippen worden toch aan elkaar verbonden. 

Slide 16 - Tekstslide

Ik heb in het gras mijn wapens gelegd
en mijn wapens gaan geuren als gras
Ik heb in het gras mijn lichaam gelegd
mijn lichaam is geurig als hout bitter en zoet
(Lucebert)
A
Tautologie
B
Herhaling
C
Parallellisme
D
Opsomming

Slide 17 - Quizvraag

Slide 18 - Video

Hyperbool
Sterke overdrijving

Slide 19 - Tekstslide

Overzicht stijlfiguren
- Tegenstelling                                                         - Retorische vraag
- Herhaling                                                                 - Parallellisme
- Prolepsis                                                                  - Hyperbool
- Paradox
- Opsomming
- Pleonasme
- Tautologie                                                      
     

Slide 20 - Tekstslide

Geef een voorbeeld van symbolen in literair taalgebruik

Slide 21 - Open vraag

Ironie

Slide 22 - Tekstslide

Slide 23 - Video

Opdracht: de link naar poëzie
1. Kies twee van de vier gedichten van  schrijver en dichter Jaap Robben uit. 
2. Analyseer de gedichten op literair taalgebruik. Kijk daarbij naar beeldspraak, stijlfiguren, symbolen, ironie.
3. Klaar? Maak de analyse verder af door naar rijm, vorm, metrum en inhoud te kijken.
4. Wat is de hoofdgedachte van het gedicht? Vallen de gedichten onder een thema?

Slide 24 - Tekstslide