MCAWIS lj 2 dt3 week 3 les 1 2E Roelien

Deze les
Start hoofdstuk 6 Vergroten
Uitleg paragraaf 1 en 2
Aan de slag
Samen afsluiten
1 / 14
volgende
Slide 1: Tekstslide
WiskundeMiddelbare schoolmavo, havoLeerjaar 2

In deze les zitten 14 slides, met tekstslides.

time-iconLesduur is: 70 min

Onderdelen in deze les

Deze les
Start hoofdstuk 6 Vergroten
Uitleg paragraaf 1 en 2
Aan de slag
Samen afsluiten

Slide 1 - Tekstslide

Voorkennis
De volgende onderwerpen komen aan de orde in de voorkennis:
- Omtrek
- Inlijsten
- Hoeken meten
- Rechte hoek/stompe hoek/gestrekte hoek
- Lengte omrekenen
- Schaal
- Hoeken tekenen


Slide 2 - Tekstslide

Opfrissen?
Wanneer je vastloopt bij de opdrachten van de voorkennis, de pagina's waar je extra informatie kan vinden staan voor de opdrachten.

Slide 3 - Tekstslide

Vergroting?
Je kunt een foto vergroten. 

Als je alleen de breedte langer maakt en de hoogte gelijk laat, dan krijgt onze koning een heel breed (dik) hoofd.

Als je alleen de hoogte langer maakt en de breedte gelijk laat, dan krijgt
onze koning een heel lang, uitgerekt gezicht.

Dit zie je ook wel als je voor een lachspiegel staat. Dit is GEEN vergroting!

Slide 4 - Tekstslide

Wanneer een vergroting?
  1. als alle zijden worden vergroot.
  2. de afbeelding op de foto verandert dus niet in een 'lachspiegel'-effect.
2 cm
10 cm
4 cm
20 cm
x 5

Slide 5 - Tekstslide

Kenmerken van een vergroting:
  1. vorm blijft gelijk (een rechthoek wordt geen driehoek!)
  2. hoeken blijven gelijk (graden van hoeken veranderen niet!)
  3. alle zijden met hetzelfde getal vergroot (in dit voorbeeld staat dit boven de pijl; dit keergetal is getal 5)
2 cm
10 cm
4 cm
20 cm
x 5

Slide 6 - Tekstslide

Vergrotingsfactor:
In het voorbeeld zie je dat lengte en breedte met 5 wordt vergroot. 
Dit noemen we de 'vergrotingsfactor'. We zeggen dan: 'de vergrotingsfactor = 5'
De vergrotingsfacor wordt ook wel 'factor' genoemd. (afkorting)

2 cm
10 cm
4 cm
20 cm
x 5

Slide 7 - Tekstslide

6.2 Factor groter dan 1
Wanneer je van een kleine foto naar een vergroting gaat, kun je de situatie als volgt schetsen:
kleine
foto
grote 
foto

Slide 8 - Tekstslide

6.2 Factor groter dan 1
Vervolgens zet je de maten er bij.
Dan ziet jouw schets er zo uit:
kleine
foto
grote 
foto
2 cm
5 cm
8 cm
20 cm

Slide 9 - Tekstslide

6.2 Factor groter dan 1
Dan wordt het tijd om de factor bepalen. 
Dit is het keer-getal dat op de pijl hoort te staan.
We noemen de kleine foto origineel'. We noemen de grote foto 'beeld'
kleine
foto
grote 
foto
2 cm
5 cm
8 cm
20 cm
origineel
beeld

Slide 10 - Tekstslide

6.2 Factor groter dan 1
De factor bereken je als volgt: 
Je krijgt nu:
bij de breedte is de factor: 20 : 5 = 4
bij de hoogte is de factor: 8 : 2 = 4
kleine
foto
grote 
foto
2 cm
5 cm
8 cm
20 cm
origineel
beeld
Factor = lengte beeld : lengte origineel
x 4

Slide 11 - Tekstslide

6.2 Factor groter dan 1
Samenvatting:
  1. Schets de situatie
  2. Zet alle maten die je weet erbij (op de juiste plek!)
  3. Bereken de factor
kleine
foto
grote 
foto
2 cm
5 cm
8 cm
20 cm
Oud
Nieuw
Factor = lengte beeld : lengte origineel
x 4
Weet:
Wanneer je van klein naar groot gaat is de factor altijd groter dan 1.

Slide 12 - Tekstslide

Aan de slag

Slide 13 - Tekstslide

Samen afsluiten

Slide 14 - Tekstslide