Taalverzorging grammatica

Taalverzorging Grammatica
  • Persoonsvorm    -    Onderwerp
  • Gezegde      -      Lijdend voorwerp
  • Hele werkwoord
  • tt   -   vt    -voltooid deelwoord
  • Zelfstandig naamwoord      -      lidwoord
  •  Bijvoeglijk naamwoord
  • hoofdzin - Bijzin
1 / 23
volgende
Slide 1: Tekstslide
TaalBasisschoolGroep 8

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslide.

time-iconLesduur is: 45 min

Onderdelen in deze les

Taalverzorging Grammatica
  • Persoonsvorm    -    Onderwerp
  • Gezegde      -      Lijdend voorwerp
  • Hele werkwoord
  • tt   -   vt    -voltooid deelwoord
  • Zelfstandig naamwoord      -      lidwoord
  •  Bijvoeglijk naamwoord
  • hoofdzin - Bijzin

Slide 1 - Tekstslide

Wat is de persoonsvorm?
In de bibliotheek kunnen veel verschillende boeken worden geleend.
A
In de bibliotheek
B
Kunnen
C
boeken
D
worden

Slide 2 - Quizvraag

Wat is de persoonsvorm?
Waarom ben je een half uur te laat?
A
ben
B
laat
C
je
D
Waarom

Slide 3 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Alle leerlingen van groep 8 hebben de toets goed gemaakt.
A
de toets
B
leerlingen
C
goed gemaakt
D
alle leerlingen van groep 8

Slide 4 - Quizvraag

Wat is het onderwerp?
Morgen gaan mijn vader en ik naar de kermis.
A
morgen
B
mijn vader
C
mijn vader en ik
D
de kermis

Slide 5 - Quizvraag

Wat is het gezegde?
Zou ik die fiets even kunnen lenen?
A
zou ik
B
die fiets
C
even lenen
D
zou kunnen lenen

Slide 6 - Quizvraag

Wat is het gezegde?
We hebben een heerlijke appeltaart gemaakt.
A
we hebben
B
heerlijke appeltaart
C
hebben gemaakt
D
een appeltaart

Slide 7 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
Mijn oma geeft me een knuffel.
A
Mijn oma
B
een knuffel
C
geeft
D
me

Slide 8 - Quizvraag

Wat is het lijdend voorwerp?
Er wordt een groot feest georganiseerd.
A
wordt
B
wordt georganiseerd
C
een groot feest
D
georganiseerd

Slide 9 - Quizvraag


In welke zin is het hele werkwoord onderstreept?

1. Ik zie een prachtige regenboog.
2. Het meisje gaat fietsen naar het bos.
3.We maken ons huiswerk in de middag.

Slide 10 - Open vraag


In welke zin is het hele werkwoord onderstreept?
1. Hij heeft een spannend boek gelezen.
2. Zij hebben jaren geleden leren koken.
3. De fietsen staan niet op slot.

Slide 11 - Open vraag


Welke van de onderstreepte woorden is een lidwoord?

Deze kikkers worden door de mensen geholpen met oversteken.

Slide 12 - Open vraag


Welk onderstreept woord is een zelfstandig naamwoord?

's Zomers verkopen ze daar de allerlekkerste ijsjes.

Slide 13 - Open vraag

Wat is het bijvoeglijke naamwoord?
In de etalage zag ik een prachtige jas hangen.
A
etalage
B
ik
C
prachtige
D
hangen

Slide 14 - Quizvraag


Wat is het zelfstandig naamwoord?

Emma had haar zusje bijna niet herkend.
A
Emma
B
zusje
C
bijna
D
niet

Slide 15 - Quizvraag

Wat is het bijvoeglijke naamwoord?
De opengemaakte verpakking lag op het aanrecht.
A
opengemaakte
B
verpakking
C
lag
D
aanrecht

Slide 16 - Quizvraag

Wat is het lidwoord?
Mijn familie gaat overnachten in een prachtig hotel.
A
familie
B
in
C
een
D
hotel

Slide 17 - Quizvraag



Welk onderstreept woord is het voltooid deelwoord?

Heb je alle kleren in de kast gehangen?

Slide 18 - Open vraag

Wat is de hoofdzin?
Je moet niet meteen boos worden, omdat hij een fout maakte.

Slide 19 - Open vraag

Wat is de bijzin?
Ik pak een paraplu, zodat ik straks niet nat word.

Slide 20 - Open vraag

De kinderen beantwoordden de vragen.
Beantwoordden is....
A
enkelvoud , tt
B
enkelvoud, vt
C
meervoud, tt
D
meervoud, vt

Slide 21 - Quizvraag

Ik kocht een nieuwe winterjas.

Kocht is.....
A
enkelvoud, tt
B
enkelvoud, vt
C
meervoud, tt
D
meervoud, vt

Slide 22 - Quizvraag

Jullie bedenken zelf een spel.

Bedenken is....
A
enkelvoud, tt
B
enkelvoud, vt
C
meervoud, tt
D
meervoud, vt

Slide 23 - Quizvraag