Taalperfect - redenen van wetenschap

Taalperfect - redenen van wetenschap
1 / 37
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 37 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Taalperfect - redenen van wetenschap

Slide 1 - Tekstslide

Inhoud
  • Redenen van wetenschap en zintuigen;
  • Werkwoordstijden
  • Zinsbouw
  • Bijwoordelijke bepaling van plaats en tijd
  • Werkwoorden modaliteit
  • Objectiviteit en interpretatie

Slide 2 - Tekstslide

Redenen van wetenschap en zintuigen
Artikel 153 Wetboek van Strafvordering gebruik maken van zintuigen bij beschrijving van gebeurtenissen.

Redenen van wetenschap:
Door middel van zintuiglijke waarneming weergeven van feiten.
Zien/horen/ruiken/proeven/voelen

Slide 3 - Tekstslide

Werkwoordstijden
Het gebruik van redenen van wetenschap heeft consequenties voor het gebruik van werkwoordstijden in een zin.

Een handeling is alleen waarneembaar op het moment dat die wordt uitgevoerd. Achteraf is alleen het eindresultaat waarneembaar.
NIET: 'Ik zag dat iemand de had ruit had ingegooid.'
WEL: 'Ik zag dat er een gat in de ruit zat.'

Slide 4 - Tekstslide

Werkwoordstijden
Het gebruiken van de juiste tijd in hoofd- en bijzin is belangrijk.

NIET: 'Ik zag dat hij het kopje op de grond had gegooid.'
(Je kunt niet zelf gezien hebben wat eerder, voordat jij daar was, is gebeurd.)

WEL: 'Ik zag dat hij het kopje op de grond gooide.' (als er op dat moment bij was). OF 'Ik zag dat het kopje op de grond lag.' (Je ziet alleen wat er te zien was op het moment dat jij daar aankomt). 

Slide 5 - Tekstslide

Zinsbouw
Het beschrijven met behulp van de redenen van wetenschap gaat als volgt:
Aangeven van de zintuiglijke activiteit, gevolgd door een bijzin.

Voorbeeld:
Ik zag dat de man een steen van de grond pakte.

Slide 6 - Tekstslide

Zinsbouw
Als na de hoofdzin meer dan één bijzin volgt, dan is het belangrijk dat bij het geven van redenen van wetenschap de volgende zinsconstructie wordt gebruikt:
Ik zag dat ... en (ik zag) dat ...  (LET OP WAARNEMING)

NIET: 'Ik zag dat de bestuurder het kruispunt opreed, terwijl hij niet de nodige voorzichtigheid betrachtte.'

WEL: 'Ik zag dat de bestuurder het kruispunt opreed en dat hij daarbij de snelheid verhoogde.'


Slide 7 - Tekstslide

Zinsbouw
Bijvoeglijke bijzin:
Een tussenzin dat toelichting geeft op een zelfstandig naamwoord in de zin. Als er in deze zin info wordt gegeven die met de redenen van wetenschap moeten worden omschreven, dan mag er geen bijvoeglijke bijzin worden gebruikt. Gebruik in dat geval de normale bijzin.

Slide 8 - Tekstslide

Zinsbouw
NIET:
Ik zag dat daar een man op het terras zat, die een vuurwapen bij zich had.
Ik zag dat daar een man op het terras zat, met een vuurwapen in zijn hand.

WEL:
Ik zag dat daar een man op het terras zat en IK ZAG DAT hij een vuurwapen in zijn hand had.

Slide 9 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling van plaats en tijd
In ambtelijke teksten wordt vaak verwezen naar tijdstippen en plaatsen waar iets plaatsvond.

Bijvoorbeeld:
De fietsers stonden voor de stopstreep te wachten.
De fietsers reden om precies 12.55 uur weg.

Slide 10 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling van plaats
Deze bepaling komt altijd achter de zin 'ik zag dat', omdat de plaats waarneembaar is en voor de PV relevant is waar iets plaatsvindt.

NIET: 'Op de hoek van de straat zag ik dat vijf mensen bij elkaar stonden.'
(In deze zin wordt alleen verteld waar jij staat, maar niet waar de vijf mensen staan).

WEL: 'Ik zag dat op de hoek van de straat vijf mensen bij elkaar stonden.'

Slide 11 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling van tijd
Deze bepaling staan altijd voor de zin 'ik zag dat', omdat het exacte tijdstip waarop iets gebeurt normaal niet van belang is voor de beschrijving van de gebeurtenis. Het tijdstip is een algemeen gegeven.

NIET: Ik zag dat om 12.00 uur de deur openging. (Hier zegt de agent dat hij heeft gezien dat het 12.00 uur was toen de deur openging, terwijl niet het tijdstip van belang is, maar het feit dat de deur openging.
WEL: Om 12.00 uur zag ik dat de deur openging.

Slide 12 - Tekstslide

Bijwoordelijke bepaling van tijd
Indien het precieze tijdstip wel van belang is voor de beschrijving, dan moet de opsporingsambtenaar dat ook weer precies beschrijven volgens de redenen van wetenschap.

Bijvoorbeeld:
Ik zag dat op dat moment op het horloge de tijdsaanduiding 11.59 uur zichtbaar was.

Slide 13 - Tekstslide

Werkwoorden modaliteit
Redenen van wetenschap geeft aan of iets waarneembaar is (of was). 
Sommige werkwoorden zijn in deze combinatie niet te gebruiken omdat ze iets zeggen over de bedoeling van de handelende persoon. Het gaat hier om werkwoorden die een mogelijkheid, dwang of een wens aangeven. 

Denk hierbij aan: willen, mogen, moeten, kunnen etc.

Slide 14 - Tekstslide

Werkwoorden modaliteit
Voorbeelden:
NIET: Ik zag dat de bestuurder rechtsaf wilde slaan.
WEL: Ik zag dat de rechterrichtingsaanwijzer van die personenauto in werking was.

NIET: Ik zag dat die fietsers plotseling moesten uitwijken.
WEL: Ik zag dat die fietsers plotseling van richting veranderen.

Slide 15 - Tekstslide

Objectiviteit en interpretatie
De waarneming moet zo objectief mogelijk worden beschreven. 
Waarneembare feiten.

Bij een subjectieve beschrijving gebruik je eigen mening/interpretatie.

Beschrijf dus alleen wat waarneembaar is. Dit geldt ook voor non-verbaal gedrag.

Slide 16 - Tekstslide

Groot
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 17 - Quizvraag

Prachtig
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 18 - Quizvraag

Oranje
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 19 - Quizvraag

Hout
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 20 - Quizvraag

25 graden
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 21 - Quizvraag

Lomp uiterlijk
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 22 - Quizvraag

Donker
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 23 - Quizvraag

Snel
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 24 - Quizvraag

Dik
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 25 - Quizvraag

Vies
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 26 - Quizvraag

1.80
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 27 - Quizvraag

Klein
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 28 - Quizvraag

Sportief
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 29 - Quizvraag

4 bij 4 meter
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 30 - Quizvraag

Een dikke auto
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 31 - Quizvraag

Een knap meisje
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 32 - Quizvraag

Koud
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 33 - Quizvraag

15 centimeter dik
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 34 - Quizvraag

Warm
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 35 - Quizvraag

Gezellige boel
A
Objectief
B
Subjectief

Slide 36 - Quizvraag

Toepassing
Ga zelfstandig oefenen met de redenen van wetenschap in Taalperfect met het volgende onderdeel:

Taalvaria - Redenen van wetenschap deel a 2F 

Slide 37 - Tekstslide