Redenen van wetenschap introductieles Q1

Redenen van wetenschap
Introductie Q1
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

Onderdelen in deze les

Redenen van wetenschap
Introductie Q1

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zoek artikel 153 op in het Wetboek van Strafvordering.
Wat staat daar over de redenen van wetenschap?

Slide 2 - Woordweb

Artikel 153 van het Wetboek van Strafvordering
1 Het proces-verbaal wordt door hen opgemaakt op hun ambtseed of, voor zover zij die niet hebben afgelegd, door hen binnen tweemaal vier en twintig uren beëdigd voor een hulpofficier van justitie die daarvan een verklaring op het proces-verbaal stelt.
2 Het wordt door hen persoonlijk opgemaakt, gedagtekend en ondertekend; daarbij moeten tevens zoveel mogelijk uitdrukkelijk worden opgegeven de redenen van wetenschap. Met een ondertekend proces-verbaal wordt gelijkgesteld een proces-verbaal dat langs elektronische weg is opgemaakt of omgezet, mits dit voldoet aan de bij of krachtens algemene maatregel van bestuur gestelde eisen.

Redenen van wetenschap - proces-verbaal
  • Je gebruikt de redenen van wetenschap dus bij het schrijven van een proces-verbaal.
  • Het proces-verbaal functioneert in het rechtssysteem als bewijsmiddel en als onderzoeksverslag.

Slide 3 - Tekstslide

Korte, beknopte uitleg.
Later (Q2) volgt er meer informatie.
Redenen van wetenschap
  • In een proces-verbaal wordt informatie gegeven.
  • Je moet aangeven hoe je aan die informatie/die wetenschap komt.
  • Er mogen geen conclusies in staan.
  • De gebeurtenissen mogen niet zelf worden geïnterpreteerd.


Kortom: je mag alleen feiten en 'objectief waarneembare' zaken vermelden.

Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redenen van wetenschap
  • Je moet de feiten weergeven door zintuiglijke waarnemingen te beschrijven. 
  • Of eenvoudiger gezegd, dat je aangeeft hoe je aan de informatie komt door te gebruiken woorden als:
    ik zag - ik proefde - ik hoorde - ik rook - ik voelde.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Je ziet een man in de winkelstraat lopen.
A
Ik zag dat een man in de winkelstraat liep.
B
In de winkelstraat zag ik een man lopen.
C
Ik zag in de winkelstraat dat er een man liep.

Slide 6 - Quizvraag

Bepaal hier wat het belangrijkste is. Gaat het om de winkelstraat? Of gaat het om de man?
Zinnen met redenen van wetenschap
  • Ik zag dat .... ..... .... en dat .... ....
  • In het eerste deel van de zin staat hoe je aan die wetenschap komt ('Ik zag').
  • In het tweede deel (na het woordje 'dat') staat wat die informatie, die wetenschap is.
  • Ik zag dat een man een steen opraapte en dat hij die steen door een raam in de voorgevel gooide.

 
Ik zag dat een man een steen opraapte. Vervolgens zag ik dat hij die steen door een raam gooide. Ik hoorde glasgerinkel en zag dat er een groot gat in het raam zat. Ik zag dat de man daarna wegrende.


Slide 7 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen met redenen van wetenschap
  • Vaak meerdere zinnen achter elkaar met de woorden 'Ik zag/ hoorde/ rook/ voelde/ proefde’.
  • Juridisch is dit noodzakelijk: je moet immers aangeven hoe je aan de informatie komt.
  • Taalkundig kun je dat wel wat verfraaien door signaalwoorden als 'vervolgens', 'verder', 'daarna' te gebruiken, maar dat is niet de hoofdzaak.

Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf filmisch

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

De oude vrouw gaapt.
A
Ik zag dat de oude vrouw wilde gapen.
B
Ik zag dat de oude vrouw gaapte.
C
Ik zag dat de oude vrouw zou gaan gapen.
D
Ik zag dat de oude vrouw had gegaapt.

Slide 10 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Het kind trekt aan het touw.
A
Ik zag dat het kind aan het touw had getrokken.
B
Ik zag dat het kind aan het touw trok.
C
Ik zag dat het kind aan het touw wilde trekken.
D
Ik zag dat het kind aan het touw zou gaan trekken.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Redenen van wetenschap
  • Je mag nooit iets vermelden met redenen van wetenschap als dat niet echt waarneembaar is!
    Ik zag dat hij pijn had.
  • Waar leid je dat uit af? Zegt hij iets, heeft hij een bepaalde gezichtsuitdrukking?

    -> Ik hoorde dat hij 'au' riep en zag dat hij zijn handen voor zijn gezicht sloeg.

  • Je mag nooit een eigen interpretatie geven.
  • Je mag geen conclusies trekken uit wat je ziet, hoort, voelt, ruikt, of proeft.
  • Je mag alleen weergeven wat je feitelijk waarneemt.
 





Slide 12 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord van modaliteit, zoals willen, mogen, zullen, hoeven, kunnen en moeten (1/2)
  • Dat je redenen van wetenschap moet gebruiken, houdt in dat iets waarneembaar moet zijn.
  • Hulpwerkwoorden van modaliteit zeggen iets over de bedoeling van de handelende persoon. Bedoelingen zijn niet waarneembaar.
  • Je moet dan denken aan werkwoorden die een mogelijkheid, een dwang of een wens aangeven, zoals: willen, mogen, zullen, hoeven, kunnen, moeten.


Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord van modaliteit, zoals willen, mogen, zullen, hoeven, kunnen en moeten (2/2)
  • Deze werkwoorden mogen niet gebruikt worden bij het beschrijven met redenen van wetenschap.
  • Ik zag dat die bestuurder rechtsaf wilde slaan.
    Ik zag dat de rechter richtingaanwijzer van die personenauto knipperde.
  • Ik zag dat die fietsers plotseling moesten uitwijken.
    Ik zag dat die fietsers plotseling van richting veranderden.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

De koe graast in de wei.
A
Ik zag dat de koe in de wei had gegraasd.
B
Ik zag dat de koe in de wei zou gaan grazen.
C
Ik zag dat de koe in de wei wilde grazen.
D
Ik zag dat de koe in de wei graasde.

Slide 15 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Tussenzinnen

  • Amsterdam, de hoofdstad van Nederland, kent een hoge criminaliteit.
  • Dit soort zinnetjes kun je niet gebruiken als je informatie met redenen van wetenschap beschrijft.
 
  • Je moet van alle informatie aangeven hoe je er aan komt.
    Ik zag dat de man, die een betonschaar in zijn hand had, bij de fiets stond.

  • De informatie 'die een betonschaar in zijn hand had' is belangrijk voor de bewijsvoering van het strafbare feit. Je zult die dus als volgt moeten omschrijven:
    Ik zag dat een man bij die fiets stond en dat hij een betonschaar in zijn hand had.





Slide 16 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

De vrouw pakt een emmer water en gooit die leeg over de jongen.
A
Ik zag dat de vrouw een emmer doorzichtige vloeistof leeggooide over de jongen, nadat ze de emmer had gepakt.
B
Ik zag dat de vrouw een emmer doorzichtige vloeistof pakte, waarna ze deze leeggooide over de jongen.
C
Ik zag dat de vrouw een emmer doorzichtige vloeistof, die ze had gepakt, leeggooide over de jongen.
D
Ik zag dat de vrouw een emmer doorzichtige vloeistof pakte en dat ze deze leeggooide over de jongen.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordstijden
  • Het gebruik van redenen van wetenschap heeft consequenties voor het gebruik van werkwoordstijden in een zin.
  • Een handeling is alleen maar waarneembaar op het moment dat die wordt uitgevoerd. Achteraf is alleen het (eind)resultaat nog waarneembaar.

  • Je kunt dus niet schrijven:
"Ik zag dat iemand de ruit had ingegooid."
  • Maar wel:
"Ik zag dat er een gat in de ruit zat."
  • Dit betekent dat in de hoofdzin (ik zag) en in de bijzin (dat de ruit was gebroken) dezelfde werkwoordstijden gebruikt moeten worden.

Slide 18 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Werkwoordstijden
  • Aangezien in de hoofdzin de werkwoordsvorm in de onvoltooid verleden tijd staat (ik zag), wordt in de bijzin ook de voltooid verleden tijd (ik had gezien) gebruikt. (Zie voor hoofdzin/bijzin Ontleedperfect.)

Slide 19 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

De man vouwt de krant
A
Ik zag dat de man de krant vouwde.
B
Ik zag dat de man de krant zou gaan vouwen.
C
Ik zag dat de man de krant wilde vouwen.
D
Ik zag dat de man de krant had gevouwen.

Slide 20 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Plaats- en tijdsaanduiding
  • In de eigen tekst in een proces-verbaal zul je vaak verwijzen naar tijdstippen waarop (wanneer) en plaatsen waar een gebeurtenis plaatsvond (waar).

    Om 12.00 uur die dag kwam ik weer thuis.
    Ik zette de fiets op het trottoir tegen de voorgevel van mijn woning.

  • Als je zinnen met redenen van wetenschap schrijft, kun je de zinsdelen die
    over tijdstip en plaats gaan, niet willekeurig gebruiken.




Slide 21 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Tijdsaanduiding
  • De tijdsaanduiding staat altijd voor de zinsnede ‘Ik zag dat’, omdat mensen niet het exacte tijdstip zien waarop iets gebeurt, maar de gebeurtenis zien en ‘weten’ hoe laat het is.
    Omstreeks 17.25 uur zag ik dat de man een telefoon tegen zijn oor hield en ik hoorde dat hij sprak.
  • Het tijdstip is hier niet van belang, alleen de handeling. Het tijdstip hoort dan ook niet na de redenen van wetenschap. 

  • Om 12.00 uur zag ik dat de deur openging.
  • Als het exacte tijdstip wel wordt waargenomen, dan moet ook beschreven worden hoe dat is gebeurd, bijvoorbeeld:
    Ik zag dat de kerkklok op dat moment 12.00 uur aanwees.



Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Je ziet op een bepaald moment dat een vrouw de kroeg inloopt
A
Ik zag dat een vrouw omstreeks 17.25 uur de kroeg inliep.
B
Ik zag dat omstreeks 17.25 uur een vrouw de kroeg inliep.
C
Omstreeks 17.10 uur zag ik dat een vrouw de kroeg inliep.

Slide 23 - Quizvraag

Het tijdstip is niet van belang, alleen de handeling. Het tijdstip hoort dan ook niet na de redenen van wetenschap.
Plaatsaanduiding
  • In een proces-verbaal moet je goed beschrijven waar een gebeurtenis plaatsvond.
  • Waar jij als opsporingsambtenaar je bevindt, wordt (meestal) alleen aan het begin van het verbaal vermeld.
  • Als je met redenen van wetenschap beschrijft, moet de plaatsaanduiding dus altijd achter de zinsnede ‘Ik zag dat ...’ staan. Dan geeft de ‘ik’ tevens aan dat hij ook de plaats heeft waargenomen.
 
Op de hoek van de straat zag ik dat vijf mensen bij elkaar stonden.

-> Ik zag dat op de hoek van de straat vijf mensen bij elkaar stonden.






Slide 24 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht:
Schrijf dit stukje tekst met de rvw.

Slide 25 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Redenen van wetenschap
  • vrouw, boodschappentas in hand, kledingzaak wordt met de redenen van wetenschap:

  • Ik zag dat een vrouw de kledingzaak binnenkwam. Ik zag dat zij een boodschappentas had. Ik zag dat zij de tas in haar rechterhand droeg. 

Slide 26 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dat kan mooier:
  • Ik zag dat een vrouw de kledingzaak binnenkwam. Ik zag dat zij een boodschappentas had en ik zag dat zij de tas in haar rechterhand droeg.

  • Of zelfs:
  • Ik zag dat een vrouw de kledingzaak binnenkwam. Ik zag dat zij een boodschappentas had en (ik zag) dat zij deze in haar rechterhand droeg.

Slide 27 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Een kind pakt een stift en tekent op de auto.
A
Ik zag dat een kind, dat een stift had gepakt, op de auto tekende.
B
Ik zag dat een kind een stift pakte en dat het kind op de auto tekende.
C
Ik zag dat een kind op de auto tekende met een stift, die het gepakt had.
D
Ik zag dat een kind een stift pakte, waarna het op de auto tekende.

Slide 28 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Er hangt een wietlucht in een portiek.
A
Ik rook wietlucht.
B
Toen ik in de portiek stond, zag ik dat er een wietlucht hing.
C
Toen ik in de portiek stond, rook ik een lucht die ik herkende als wietlucht.
D
Ik was in de portiek en er hing een wietlucht.

Slide 29 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Zelf oefenen
  • Log in op Taalperfect.nl.
  • Kies het kopje Taalvaria.
  • Maak de eerste opdracht(en) van:
    Deel a (2F)
    Redenen van Wetenschap - deel a (2F)
  • Voor volgende les: lees in Taalperfect (Taalvaria) de theorie bij redenen van wetenschap door.

Slide 30 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies