Redenen van wetenschap pvb

BOA PRAKTIJK
Redenen van wetenschap p.v.b
1 / 30
volgende
Slide 1: Tekstslide
BOAMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 30 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

BOA PRAKTIJK
Redenen van wetenschap p.v.b

Slide 1 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Log in en laat even weten...
Hoe zit je er bij?

Slide 2 - Poll

Deze slide heeft geen instructies

Redenen van wetenschap 
  • Je gebruikt de redenen van wetenschap bij het schrijven van een proces-verbaal.
  • Het proces-verbaal functioneert in het rechtssysteem als bewijsmiddel en als onderzoeksverslag.

Slide 3 - Tekstslide

Korte, beknopte uitleg.
Later (Q2) volgt er meer informatie.
Redenen van wetenschap
Waarneming beschrijven

zien, horen, ruiken, proeven, voelen

Wees objectief!



Slide 4 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redenen van wetenschap
  • In een proces-verbaal wordt informatie gegeven.
  • Je moet aangeven hoe je aan die informatie/die wetenschap komt.
  • Er mogen geen conclusies in staan.
  • De gebeurtenissen mogen niet zelf worden geïnterpreteerd.


Kortom: je mag alleen feiten en 'objectief waarneembare' zaken vermelden.

Slide 5 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Redenen van wetenschap
  • Je moet de feiten weergeven door zintuiglijke waarnemingen te beschrijven. 
  • Of eenvoudiger gezegd, dat je aangeeft hoe je aan de informatie komt door te gebruiken woorden als:
    ik zag - ik proefde - ik hoorde - ik rook - ik voelde.

Slide 6 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Je ziet een man in de winkelstraat lopen.
A
Ik zag dat een man in de winkelstraat liep.
B
In de winkelstraat zag ik een man lopen.
C
Ik zag in de winkelstraat dat er een man liep.

Slide 7 - Quizvraag

Bepaal hier wat het belangrijkste is. Gaat het om de winkelstraat? Of gaat het om de man?
Zinnen met redenen van wetenschap
  • Ik zag dat .... ..... .... en dat .... ....
  • In het eerste deel van de zin staat hoe je aan die wetenschap komt ('Ik zag').
  • In het tweede deel (na het woordje 'dat') staat wat die informatie, die wetenschap is.
  • Ik zag dat een man een steen opraapte en dat hij die steen door een raam in de voorgevel gooide.

 
Ik zag dat een man een steen opraapte. Vervolgens zag ik dat hij die steen door een raam gooide. Ik hoorde glasgerinkel en zag dat er een groot gat in het raam zat. Ik zag dat de man daarna wegrende.


Slide 8 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Zinnen met redenen van wetenschap
  • Vaak meerdere zinnen achter elkaar met de woorden 'Ik zag/ hoorde/ rook/ voelde/ proefde’.
  • Juridisch is dit noodzakelijk: je moet immers aangeven hoe je aan de informatie komt.
  • Taalkundig kun je dat wel wat verfraaien door signaalwoorden als 'vervolgens', 'verder', 'daarna' te gebruiken, maar dat is niet de hoofdzaak.

Slide 9 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Beschrijf filmisch

Slide 10 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

De oude vrouw gaapt.
A
Ik zag dat de oude vrouw wilde gapen.
B
Ik zag dat de oude vrouw gaapte.
C
Ik zag dat de oude vrouw zou gaan gapen.
D
Ik zag dat de oude vrouw had gegaapt.

Slide 11 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Het kind trekt aan het touw.
A
Ik zag dat het kind aan het touw had getrokken.
B
Ik zag dat het kind aan het touw trok.
C
Ik zag dat het kind aan het touw wilde trekken.
D
Ik zag dat het kind aan het touw zou gaan trekken.

Slide 12 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Redenen van wetenschap
  • Je mag nooit iets vermelden met redenen van wetenschap als dat niet echt waarneembaar is!
    Ik zag dat hij pijn had.
  • Waar leid je dat uit af? Zegt hij iets, heeft hij een bepaalde gezichtsuitdrukking?

    -> Ik hoorde dat hij 'au' riep en zag dat hij zijn handen voor zijn gezicht sloeg.

  • Je mag nooit een eigen interpretatie geven.
  • Je mag geen conclusies trekken uit wat je ziet, hoort, voelt, ruikt, of proeft.
  • Je mag alleen weergeven wat je feitelijk waarneemt.
 





Slide 13 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord van modaliteit, zoals willen, mogen, zullen, hoeven, kunnen en moeten (1/2)
  • Dat je redenen van wetenschap moet gebruiken, houdt in dat iets waarneembaar moet zijn.
  • Hulpwerkwoorden van modaliteit zeggen iets over de bedoeling van de handelende persoon. Bedoelingen zijn niet waarneembaar.
  • Je moet dan denken aan werkwoorden die een mogelijkheid, een dwang of een wens aangeven, zoals: willen, mogen, zullen, hoeven, kunnen, moeten.


Slide 14 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Hulpwerkwoord van modaliteit, zoals willen, mogen, zullen, hoeven, kunnen en moeten (2/2)
  • Deze werkwoorden mogen niet gebruikt worden bij het beschrijven met redenen van wetenschap.
  • Ik zag dat die bestuurder rechtsaf wilde slaan.
    Ik zag dat de rechter richtingaanwijzer van die personenauto knipperde.
  • Ik zag dat die fietsers plotseling moesten uitwijken.
    Ik zag dat die fietsers plotseling van richting veranderden.


Slide 15 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

De koe graast in de wei.
A
Ik zag dat de koe in de wei had gegraasd.
B
Ik zag dat de koe in de wei zou gaan grazen.
C
Ik zag dat de koe in de wei wilde grazen.
D
Ik zag dat de koe in de wei graasde.

Slide 16 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

De vrouw pakt een emmer water en gooit die leeg over de jongen.
A
Ik zag dat de vrouw een emmer doorzichtige vloeistof leeggooide over de jongen, nadat ze de emmer had gepakt.
B
Ik zag dat de vrouw een emmer doorzichtige vloeistof pakte, waarna ze deze leeggooide over de jongen.
C
Ik zag dat de vrouw een emmer doorzichtige vloeistof, die ze had gepakt, leeggooide over de jongen.
D
Ik zag dat de vrouw een emmer doorzichtige vloeistof pakte en dat ze deze leeggooide over de jongen.

Slide 17 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

De man vouwt de krant
A
Ik zag dat de man de krant vouwde.
B
Ik zag dat de man de krant zou gaan vouwen.
C
Ik zag dat de man de krant wilde vouwen.
D
Ik zag dat de man de krant had gevouwen.

Slide 18 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Je ziet op een bepaald moment dat een vrouw de kroeg inloopt
A
Ik zag dat een vrouw omstreeks 17.25 uur de kroeg inliep.
B
Ik zag dat omstreeks 17.25 uur een vrouw de kroeg inliep.
C
Omstreeks 17.10 uur zag ik dat een vrouw de kroeg inliep.

Slide 19 - Quizvraag

Het tijdstip is niet van belang, alleen de handeling. Het tijdstip hoort dan ook niet na de redenen van wetenschap.
Plaatsaanduiding
  • In een proces-verbaal moet je goed beschrijven waar een gebeurtenis plaatsvond.
  • Waar jij als opsporingsambtenaar je bevindt, wordt (meestal) alleen aan het begin van het verbaal vermeld.
  • Als je met redenen van wetenschap beschrijft, moet de plaatsaanduiding dus altijd achter de zinsnede ‘Ik zag dat ...’ staan. Dan geeft de ‘ik’ tevens aan dat hij ook de plaats heeft waargenomen.
 
Op de hoek van de straat zag ik dat vijf mensen bij elkaar stonden.

-> Ik zag dat op de hoek van de straat vijf mensen bij elkaar stonden.






Slide 20 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Opdracht:
Schrijf dit stukje tekst met de rvw.

Slide 21 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Redenen van wetenschap
  • vrouw, boodschappentas in hand, kledingzaak wordt met de redenen van wetenschap:

  • Ik zag dat een vrouw de kledingzaak binnenkwam. Ik zag dat zij een boodschappentas had. Ik zag dat zij de tas in haar rechterhand droeg. 

Slide 22 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Dat kan mooier:
  • Ik zag dat een vrouw de kledingzaak binnenkwam. Ik zag dat zij een boodschappentas had en ik zag dat zij de tas in haar rechterhand droeg.

  • Of zelfs:
  • Ik zag dat een vrouw de kledingzaak binnenkwam. Ik zag dat zij een boodschappentas had en (ik zag) dat zij deze in haar rechterhand droeg.

Slide 23 - Tekstslide

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Een kind pakt een stift en tekent op de auto.
A
Ik zag dat een kind, dat een stift had gepakt, op de auto tekende.
B
Ik zag dat een kind een stift pakte en dat het kind op de auto tekende.
C
Ik zag dat een kind op de auto tekende met een stift, die het gepakt had.
D
Ik zag dat een kind een stift pakte, waarna het op de auto tekende.

Slide 24 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Welke formulering is correct in een proces-verbaal?

Er hangt een wietlucht in een portiek.
A
Ik rook wietlucht.
B
Toen ik in de portiek stond, zag ik dat er een wietlucht hing.
C
Toen ik in de portiek stond, rook ik een lucht die ik herkende als wietlucht.
D
Ik was in de portiek en er hing een wietlucht.

Slide 25 - Quizvraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 1:
Er gaat op een bepaald moment de deur open en dat constateer je.

Slide 26 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 2:
Je hebt gisteren gehoord van je collega dat het slachtoffer gevonden is.

Slide 27 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies

Voorbeeld 3:
Je hoort op een bepaalde tijd dat de klokken luiden.

Slide 28 - Open vraag

 Ik hoorde de klok 1 keer slaan, ik zag op de klok dat de wijzers 1 uur aanwezen.
Voorbeeld 4:
Je hoort op een bepaald moment dat een kind zijn moeder roept.

Slide 29 - Open vraag

Op dat moment hoorde ik het kind roepen: "Mama!."
Voorbeeld 5:
Je hoort een schreeuw in de woning.

Slide 30 - Open vraag

Deze slide heeft geen instructies