Je moet de feiten weergeven door zintuiglijke waarnemingen te beschrijven.
Of eenvoudiger gezegd, dat je aangeeft hoe je aan de informatie komt door te gebruiken woorden als: ik zag - ik proefde - ik hoorde - ik rook - ik voelde.
Slide 2 - Tekstslide
Redenen van wetenschap
In een proces-verbaal wordt informatie gegeven.
Je moet aangeven hoe je aan die informatie/die wetenschap komt.
Er mogen geen conclusies in staan.
De gebeurtenissen mogen niet zelf worden geïnterpreteerd.
Kortom: je mag alleen feiten en 'objectief waarneembare' zaken vermelden.
Slide 3 - Tekstslide
Zinnen met redenen van wetenschap
Ik zag dat .... ..... .... en dat .... ....
In het eerste deel van de zin staat hoe je aan die wetenschap komt ('Ik zag').
In het tweede deel (na het woordje 'dat') staat wat die informatie, diewetenschap is.
Ik zag dat een man een steen opraapte en dat hij die steen door een raam in de voorgevel gooide.
Ik zag dat een man een steen opraapte. Vervolgens zag ik dat hij die steen door een raam gooide. Ik hoorde glasgerinkel en zag dat er een groot gat in het raam zat. Ik zag dat de man daarna wegrende.
Slide 4 - Tekstslide
Zinnen met redenen van wetenschap
Vaak meerdere zinnen achter elkaar met de woorden 'Ik zag/ hoorde/ rook/ voelde/ proefde’.
Juridisch is dit noodzakelijk: je moet immers aangeven hoe je aan de informatie komt.
Taalkundig kun je dat wel wat verfraaien door signaalwoorden als 'vervolgens', 'verder', 'daarna' te gebruiken, maar dat is niet de hoofdzaak.
Slide 5 - Tekstslide
Beschrijf filmisch
Slide 6 - Tekstslide
Redenen van wetenschap
Je mag nooit iets vermelden met redenen van wetenschap als dat niet echt waarneembaar is! Ik zag dat hij pijn had.
Waar leid je dat uit af? Zegt hij iets, heeft hij een bepaalde gezichtsuitdrukking?
-> Ik hoorde dat hij 'au' riep en zag dat hij zijn handen voor zijn gezicht sloeg.
Je mag nooit een eigen interpretatie geven.
Je mag geen conclusies trekken uit wat je ziet, hoort, voelt, ruikt, of proeft.
Je mag alleen weergeven wat je feitelijk waarneemt.
Slide 7 - Tekstslide
Hulpwerkwoord van modaliteit, zoals willen, mogen, zullen, hoeven, kunnen en moeten (1/2)
Dat je redenen van wetenschap moet gebruiken, houdt in dat iets waarneembaar moet zijn.
Hulpwerkwoorden van modaliteit zeggen iets over de bedoeling van de handelende persoon. Bedoelingen zijn niet waarneembaar.
Je moet dan denken aan werkwoorden die een mogelijkheid, een dwang of een wens aangeven, zoals: willen, mogen, zullen, hoeven, kunnen, moeten.
Slide 8 - Tekstslide
Hulpwerkwoord van modaliteit, zoals willen, mogen, zullen, hoeven, kunnen en moeten (2/2)
Deze werkwoorden mogen niet gebruikt worden bij het beschrijven met redenen van wetenschap.
Ik zag dat die bestuurder rechtsaf wilde slaan. Ik zag dat de rechter richtingaanwijzer van die personenauto knipperde.
Ik zag dat die fietsers plotseling moesten uitwijken. Ik zag dat die fietsers plotseling van richting veranderden.
Slide 9 - Tekstslide
Tussenzinnen
Amsterdam, de hoofdstad van Nederland, kent een hoge criminaliteit.
Dit soort zinnetjes kun je niet gebruiken als je informatie met redenen van wetenschap beschrijft.
Je moet van alle informatie aangeven hoe je er aan komt. Ik zag dat de man, die een betonschaar in zijn hand had, bij de fiets stond.
De informatie 'die een betonschaar in zijn hand had' is belangrijk voor de bewijsvoering van het strafbare feit. Je zult die dus als volgt moeten omschrijven: Ik zag dat een man bij die fiets stond en dat hij een betonschaar in zijn hand had.
Slide 10 - Tekstslide
Werkwoordstijden
Het gebruik van redenen van wetenschap heeft consequenties voor het gebruik van werkwoordstijden in een zin.
Een handeling is alleen maar waarneembaar op het moment dat die wordt uitgevoerd. Achteraf is alleen het (eind)resultaat nog waarneembaar.
Je kunt dus niet schrijven:
"Ik zag dat iemand de ruit had ingegooid."
Maar wel:
"Ik zag dat er een gat in de ruit zat."
Dit betekent dat in de hoofdzin (ik zag) en in de bijzin (dat de ruit was gebroken) dezelfde werkwoordstijden gebruikt moeten worden.
Slide 11 - Tekstslide
Werkwoordstijden
Aangezien in de hoofdzin de werkwoordsvorm in de onvoltooid verleden tijd staat (ik zag), wordt in de bijzin ook de voltooid verleden tijd (ik had gezien) gebruikt. (Zie voor hoofdzin/bijzin Ontleedperfect.)
Slide 12 - Tekstslide
Plaats- en tijdsaanduiding
In de eigen tekst in een proces-verbaal zul je vaak verwijzen naar tijdstippen waarop (wanneer) en plaatsen waar een gebeurtenis plaatsvond (waar).
Om 12.00 uur die dag kwam ik weer thuis. Ik zette de fiets op het trottoir tegen de voorgevel van mijn woning.
Als je zinnen met redenen van wetenschap schrijft, kun je de zinsdelen die over tijdstip en plaats gaan, niet willekeurig gebruiken.
Slide 13 - Tekstslide
Tijdsaanduiding
De tijdsaanduiding staat altijd voor de zinsnede ‘Ik zag dat’, omdat mensen niet het exacte tijdstip zien waarop iets gebeurt, maar de gebeurtenis zien en ‘weten’ hoe laat het is. Omstreeks 17.25 zag ik dat de man een telefoon tegen zijn oor hield en ik hoorde dat hij sprak.
Het tijdstip is hier niet van belang, alleen de handeling. Het tijdstip hoort dan ook niet na de redenen van wetenschap. Om 12.00 uur zag ik dat de deur openging.
Als het exacte tijdstip wel wordt waargenomen, dan moet ook beschreven worden hoe dat is gebeurd, bijvoorbeeld: Ik zag dat de kerkklok op dat moment 12.00 uur aanwees.
Slide 14 - Tekstslide
Plaatsaanduiding
In een proces-verbaal moet je goed beschrijven waar een gebeurtenis plaatsvond.
Waar jij als opsporingsambtenaar je bevindt, wordt (meestal) alleen aan het begin van het verbaal vermeld.
Als je met redenen van wetenschap beschrijft, moet de plaatsaanduiding dus altijd achter de zinsnede ‘Ik zag dat ...’ staan. Dan geeft de ‘ik’ tevens aan dat hij ook de plaats heeft waargenomen.
Op de hoek van de straat zag ik dat vijf mensen bij elkaar stonden.
-> Ik zag dat op de hoek van de straat vijf mensen bij elkaar stonden.
Slide 15 - Tekstslide
Redenen van wetenschap
vrouw, boodschappentas in hand, kledingzaak wordt met de redenen van wetenschap:
Ik zag dat een vrouw de winkel binnenkwam. Ik zag dat zij een boodschappentas had. Ik zag dat zij de tas in haar rechterhand droeg.
Slide 16 - Tekstslide
Dat kan mooier:
Ik zag dat een vrouw de winkel binnenkwam. Ik zag dat zij een boodschappentas had en ik zag dat zij de tas in haar rechterhand droeg.
Of zelfs:
Ik zag dat een vrouw de winkel binnenkwam. Ik zag dat zij een boodschappentas had en (ik zag) dat zij deze in haar rechterhand droeg.
Slide 17 - Tekstslide
Zelf oefenen
Log in op Taalperfect.nl.
Kies het kopje Taalvaria.
Maak de eerste opdracht(en) van: Deel a (2F) Redenen van Wetenschap - deel a (2F)
Voor volgende les: lees in Taalperfect (Taalvaria) de theorie bij redenen van wetenschap door.