Dialoog schrijven voor toneel of film

Dialoog schrijven voor toneel/film
1 / 15
volgende
Slide 1: Tekstslide
NedMBOStudiejaar 1

In deze les zitten 15 slides, met interactieve quiz, tekstslides en 4 videos.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les

Dialoog schrijven voor toneel/film

Slide 1 - Tekstslide

Lesdoelen:
Na deze les:
- weet je het verschil tussen een monoloog en een dialoog.
- ken je de begrippen conflict, miscommunicatie en motorisch moment.

Slide 2 - Tekstslide

Wat is een monoloog?
  • Een tekst uitgesproken door één persoon, meestal op het toneel
  • Het personage spreekt zijn of haar gedachten hardop uit
  • Geschreven vanuit jezelf (dus in de 'ik'-vorm)

Slide 3 - Tekstslide

Slide 4 - Video

Schrijfopdrachtje:
  • Schrijf een monoloog vanuit een keukenvoorwerp (soeplepel, mes, mixer, etc.).
  • Hoe voelt het voorwerp zich? Blij/verdrietig/eenzaam/boos?
  • Vertel niet wie je bent, laat de anderen het raden.



Slide 5 - Tekstslide

Voorbeeld (rara wat ben ik?)
Ik voel dat dit een geweldige dag gaat worden. Eindelijk kan ik weer eens iets doen. Soms sta ik wekenlang alleen maar stilletjes voor me uit te staren, terwijl iedereen om mij heen het zo druk heeft en zich nuttig voelt. Maar vandaag....ik kan mijn geluk niet op, vandaag is mijn dag! Het begon vanmorgen al: er werden allemaal slingers en ballonnen opgehangen. En ik weet wat dat betekent: iemand viert zijn verjaardag. Dan hebben ze mij nodig, want met een vork of lepel lukt het niet, dan moet je veel te hard roeren. Nee, met mij gaat het een stuk beter. Je moet alleen even de stekker in het stopcontact doen en wat ingrediënten toevoegen, dan draai ik heel veel rondjes tot ik er een beetje misselijk van word. Als alles glad is, zit mijn taak erop.

:-) 

Slide 6 - Tekstslide

Dialoog

Slide 7 - Woordweb

Wat is een dialoog?
  • Gesprek tussen twee of meer personen
Wat is nodig?
  • Een conflict (probleem): de personages hebben allebei een ander doel
  • Motorisch moment: alles lijkt normaal, tot er iets gebeurt waardoor het personage in actie moet komen (komt iemand tegen/ongeluk/wint loterij, enz.,)

Slide 8 - Tekstslide

Slide 9 - Video

Slide 10 - Video

Slide 11 - Video

Dialoog schrijven
Bedenk:
  • Twee personen (wie zijn het, hoe kennen ze elkaar, enz.)
  • Een plek (in de winkel, in een park, op een feestje, enz.)
  • Een situatie (ruzie, ongeluk, uit de klas gestuurd, boete)
  • Denk aan conflict, miscommunicatie en motorisch moment

Slide 12 - Tekstslide

Je schrijft het zo op:

Wolf: Goedemorgen, Roodkapje.
Roodkapje: Dag, Wolf.
Wolf: Waar ga je zo vroeg naar toe?
Roodkapje: Naar grootmoeder.

Slide 13 - Tekstslide

Instructie
Wat ga je doen? Een dialoog schrijven van één a4-tje in duo's
Hoe? Je bedenkt eerst twee personages, een plek en een situatie en schrijft samen de dialoog 
Hulp? De docent loopt rond voor vragen
Tijd? Rest van de les
Uitkomst? Volgende les krijg je feedback op je dialoog, dus dit is huiswerk voor de volgende les!
Klaar? Inleveren via It's Learning

Slide 14 - Tekstslide

Bedankt, fijne dag!

Slide 15 - Tekstslide