Triage Diabetes

Triage Diabetes ontregeld
Diabetes
Aandachtspunten
1 / 20
volgende
Slide 1: Tekstslide
Training triageMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 20 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Triage Diabetes ontregeld
Diabetes
Aandachtspunten

Slide 1 - Tekstslide

Wat is diabetes mellitus?

Iemand met diabetes produceert te weinig insuline of kan de beschikbare insuline niet gebruiken.
Als gevolg hiervan zal de bloedsuikerspiegel stijgen

Slide 2 - Tekstslide

Suikers
Kortwerkende suikers zorgen voor een korte piek in de glucosewaarde en worden snel weer afgebroken.
Langwerkende suikers worden trager opgenomen door het lichaam, maar hebben wel een langduriger effect op de glucosewaarde.


Slide 3 - Tekstslide

opdracht
Werk op het formulier met de cirkels de verschillen en overeenkomsten uit tussen diabetes type 1 en diabetes type 2
Denk aan: oorzaak, wat gebeurt er in het lichaam, symptomen, behandelingen etc.
timer
10:00

Slide 4 - Tekstslide

Symptomen bij een hypoglykemie
Symptomen bij een hyperglykemie
<Sleep de symptomen naar de juiste kant>
Zweten
Gewichtsverlies
Droge tong
Bleekheid
Duizeligheid
Vaak plassen

Slide 5 - Sleepvraag

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Hypo of hyper?
De adem ruikt naar aceton
A
hypo
B
hyper

Slide 8 - Quizvraag

Hypo of hyper?
Hij ademt heel snel, alsof hij aan het hyperventileren is
A
hypo
B
hyper

Slide 9 - Quizvraag

Hypo of hyper?
De patiënt heeft per ongeluk een dubbele dosis insuline ingenomen
A
hypo
B
hyper

Slide 10 - Quizvraag

Hypo of hyper?
Ik denk dat ik te veel gegeten heb
A
hypo
B
hyper

Slide 11 - Quizvraag

Hypo of hyper?
Patiënt voelt zich heel angstig en zit helemaal te trillen
A
hypo
B
hyper

Slide 12 - Quizvraag

Signalen in triage die wijzen op hyper
‘Haar adem ruikt naar aceton’ (symptoom van een hyper)

‘Hij ademt heel snel, alsof hij aan het hyperventileren is’ (symptoom van een hyper)
‘Ik denk dat ik te veel gegeten heb’(mogelijke oorzaak van een hyper)
‘Ik ben mijn insulinetabletten vergeten in te nemen' (te weinig insuline)


Slide 13 - Tekstslide

Niet iedere patiënt met een hyper of hypo heeft klachten. Iedere persoon reageert namelijk anders op een te hoge of te lage glucosewaarde. Toch kunnen een hyper of een hypo ook zonder klachten gevaarlijk zijn of worden. Daarom moet een patiënt met een veel te hoge (> 15 mmol/l) of veel te lage (<3,5 mmol/l) glucosewaarde altijd door een arts gezien worden.

Slide 14 - Tekstslide

Mevrouw Vermeulen belt. Haar dochter Jessica (16 jaar) voelt zich plotseling helemaal niet goed. Ze ligt trillend en zwetend op de bank, is heel angstig en reageert verward. Ze heeft hoofdpijn, ziet bleek en geeft aan dat ze honger heeft. Jessica is sinds kort bekend met diabetes type 1. Ze spuit hiervoor Lantus en sinds gisteren is de dosering verhoogd. De glucose is 3,8 mmol/l.
Welke urgentie, urgentiecriterium en welk beleid?

Slide 15 - Open vraag

advies bij hypo
Als patiënt niet bewusteloos is en het niet duidelijk is of het een hypo- of een hyperglykemie is: behandelen als een hypo. Laat patiënt iets zoets eten en/of drinken: 6 suikerklontjes / tabletten druivensuiker (dextrose) of 2 eetlepels suiker opgelost in warm water. Daarna 2 boterhammen met zoet beleg. Bij een hypoglykemie zal een patiënt hierdoor snel wat opknappen.

Slide 16 - Tekstslide

advies bij hypo
Een bewusteloze patiënt moet snel glucose toegediend krijgen of een injectie met glucagon. Als hij bijkomt, brood, muesli of granen eten om de bloedsuikerspiegel te stabiliseren. Patiënt bij bewustzijn: water met een suikeroplossing drinken. Niet dwingen als hij niet zelf kan drinken. Blijf bij de patiënt als deze rusteloos of bewusteloos is. Dus zorg dat de patiënt niet alleen blijft. Meet na een halfuur de glucosewaarde opnieuw.

Slide 17 - Tekstslide

Mevrouw Korrie van Basten belt naar de praktijk. Haar dochter Irene, sinds kort bekend met diabetes type 1, is ziek. Irene is koortsig, ligt al drie dagen in bed. Ze heeft helemaal geen zin in eten want ze voelt zich lang niet lekker. Ze heeft echter wel vreselijke dorst. Moeder zegt dat ze limonade kan blijven brengen. Ze moet ook erg vaak naar de wc. Omdat Irene eigenlijk niet eet, heeft ze ook geen insuline meer gespoten. Ze is namelijk bang dat ze dan te veel krijgt. Moeder vertrouwt het allemaal niet en wil graag dat de arts langs komt. Welke urgentie, urgentiecriterium en welk beleid?

Slide 18 - Open vraag

advies bij hyper
Eerst glucose meten.
Hyperglykemie (> 15 mmol/l zonder klachten)
Drink veel water en beweeg veel; bij inspanning wordt glucose verbruikt. Bepaal na enkele uren de glucosewaarde opnieuw om het effect te meten.
Hyperglykemie (> 15 mmol/l met klachten)
Volg de 2-4-6 regel:
Iedere 2 uur glucose meten en kort/snelwerkend insuline extra spuiten tot <15 mmol/l is bereikt met behulp van de volgende adviezen:
Bij glucose 15-20 mmol/l: 4E kort/snelwerkende insuline extra.
Bij glucose > 20 mmol/l: 6E kort/snelwerkende insuline extra.


Slide 19 - Tekstslide

opdracht 
maak in groepjes de opdracht met de kaartjes

Slide 20 - Tekstslide