Triage Leertaak 2.7 Diabetes

Triage Diabetes ontregeld
Diabetes
Aandachtspunten
1 / 18
volgende
Slide 1: Tekstslide
Training triageMBOStudiejaar 2

In deze les zitten 18 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 100 min

Onderdelen in deze les

Triage Diabetes ontregeld
Diabetes
Aandachtspunten

Slide 1 - Tekstslide

Wat is diabetes mellitus?

Iemand met diabetes produceert te weinig insuline of kan de beschikbare insuline niet gebruiken.
Diabetische ontregeling: diabetische klachten die in het ergste geval tot een coma kunnen leiden.

Slide 2 - Tekstslide

Suikers
Kortwerkende suikers zorgen voor een korte piek in de glucosewaarde en worden snel weer afgebroken.
Langwerkende suikers worden trager opgenomen door het lichaam, maar hebben wel een langduriger effect op de glucosewaarde.

Slide 3 - Tekstslide

Symptomen bij een hypoglykemie
Symptomen bij een hyperglykemie
<Sleep de symptomen naar de juiste kant>
Zweten
Gewichtsverlies
Droge tong
Bleekheid
Duizeligheid
Vaak plassen

Slide 4 - Sleepvraag

Slide 5 - Tekstslide

Behandeling DM type 2
eerst leefstijlaanpassing, daarna tabletten en evt insuline.
Denk hierbij aan een gezond voedingspatroon, voldoende beweging, een gezond lichaamsgewicht, stoppen met roken en zorgen voor voldoende ontspanning en slaap.

Slide 6 - Tekstslide

Slide 7 - Tekstslide

Signalen in triage die wijzen op hyper
‘Haar adem ruikt naar aceton’ (symptoom van een hyper)

‘Hij ademt heel snel, alsof hij aan het hyperventileren is’ (symptoom van een hyper)
‘Ik denk dat ik te veel gegeten heb’(mogelijke oorzaak van een hyper)
‘Ik ben mijn insulinetabletten vergeten in te nemen' (te weinig insuline)


Slide 8 - Tekstslide

Hypo of hyper?
De adem ruikt naar aceton
A
hypo
B
hyper

Slide 9 - Quizvraag

Hypo of hyper?
Hij ademt heel snel, alsof hij aan het hyperventileren is
A
hypo
B
hyper

Slide 10 - Quizvraag

Hypo of hyper?
De patiënt heeft per ongeluk een dubbele dosis insuline ingenomen
A
hypo
B
hyper

Slide 11 - Quizvraag

Hypo of hyper?
Ik denk dat ik te veel gegeten heb
A
hypo
B
hyper

Slide 12 - Quizvraag

Hypo of hyper?
Ze voelt zich heel angstig en zit helemaal te trillen
A
hypo
B
hyper

Slide 13 - Quizvraag

Welke stelling over diabetische ontregeling is waar?

1. Een diabetespatiënt met een hyper of hypo die geen klachten heeft, hoeft niet door een arts gezien te worden.

2. Als een patiënt klachten heeft die passen bij diabetische ontregeling en de glucosewaarde onbekend is, ga je in eerste instantie uit van een hyper.
A
Alleen stelling 1 is waar
B
Alleen stelling 2 is waar
C
Beide stellingen zijn waar
D
Beide stellingen zijn niet waar

Slide 14 - Quizvraag

Niet iedere patiënt met een hyper of hypo heeft klachten. Iedere persoon reageert namelijk anders op een te hoge of te lage glucosewaarde. Toch kunnen een hyper of een hypo ook zonder klachten gevaarlijk zijn of worden. Daarom moet een patiënt met een veel te hoge (> 15 mmol/l) of veel te lage (<3,5 mmol/l) glucosewaarde altijd door een arts gezien worden.

Slide 15 - Tekstslide

Mevrouw Vermeulen belt. Haar dochter Jessica (16 jaar) voelt zich plotseling helemaal niet goed. Ze ligt trillend en zwetend op de bank, is heel angstig en reageert verward. Ze heeft hoofdpijn, ziet bleek en geeft aan dat ze honger heeft. Jessica is sinds kort bekend met diabetes type 1. Ze spuit hiervoor Lantus en sinds gisteren is de dosering verhoogd. De glucose is 3,8 mmol/l.
Welke urgentie, urgentiecriterium en welk beleid?

Slide 16 - Open vraag

Mevrouw Lammen belt naar de praktijk. Haar man is net thuisgekomen en doet zo vreemd. Hij was veel later dan normaal. Zo ver ik het kan volgen komt het doordat een vergadering uit liep en toen kwam hij nog in de file voor zo ver ik begreep n.a.v. een ongeluk. Hij is heel onrustig, bibbert en transpireert erg. Hij is ook boos, want hij had zijn suikerklontjes niet bij zich. Hij heeft er nu thuis een paar genomen, maar langzaam raakt hij steeds meer verward. Glucosewaarden zijn niet bekend. Welke urgentie, urgentiecriterium en welk beleid?

Slide 17 - Open vraag

Mevrouw Korrie van Basten belt naar de praktijk. Haar dochter Irene, sinds kort bekend met diabetes type 1, is ziek. Irene is koortsig, ligt al drie dagen in bed. Ze heeft helemaal geen zin in eten want ze voelt zich lang niet lekker. Ze heeft echter wel vreselijke dorst. Moeder zegt dat ze limonade kan blijven brengen. Ze moet ook erg vaak naar de wc. Omdat Irene eigenlijk niet eet, heeft ze ook geen insuline meer gespoten. Ze is namelijk bang dat ze dan te veel krijgt. Moeder vertrouwt het allemaal niet en wil graag dat de arts langs komt. Welke urgentie, urgentiecriterium en welk beleid?

Slide 18 - Open vraag