V3 Leesvaardigheid 4 argumentatievormen


Welkom V3T!


Leesvaardigheid 4: argumentatievormen
1 / 26
volgende
Slide 1: Tekstslide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

In deze les zitten 26 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 60 min

Onderdelen in deze les


Welkom V3T!


Leesvaardigheid 4: argumentatievormen

Slide 1 - Tekstslide

Programma
  1. 10 minuten lezen
  2. Terugblik vorige les Leesvaardigheid 3: mening en argumenten
  3. Leesvaardigheid 4: argumentatievormen
  4. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Tekstslide

10 minuten lezen

Slide 3 - Tekstslide


In welke van onderstaande tekstsoorten
kom waarschijnlijk je geen mening tegen?
A
activerende tekst
B
amuserende tekst
C
betogende tekst
D
beschouwende tekst

Slide 4 - Quizvraag

Waar of niet waar?

Feitelijke uitspraken kun je controleren.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quizvraag

Waar of niet waar?

Een mening in een tekst kun je herkennen aan 'ik vind', 'volgens mij' en 'namelijk'.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quizvraag

Noem twee signaalwoorden waar je
een argument aan kunt herkennen.

Slide 7 - Woordweb

Opdracht maken
  • Maak opdracht 2 op pagina 17-18 van je boek. 
  • Je krijgt voor deze opdracht 15-20 minuten de tijd, daarna bespreken we de antwoorden.
  • Je werkt alleen en in stilte.
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.

Slide 8 - Tekstslide

Opdracht 2 nakijken
a Controleerbare feiten:
- In de regio waar de schrijfster woont is geen school voor hoogbegaafde kinderen.
- In het hoogbegaafdenonderwijs moeten ouders jaarlijks een bijdrage van 2.000 euro of meer betalen.
- De overheid betaalt niet mee aan hoogbegaafdenonderwijs.

Slide 9 - Tekstslide

Opdracht 2 nakijken
b Niet of moeilijk te controleren uitspraken die als feiten worden gepresenteerd:
- ‘Nut en noodzaak is blijkbaar bij onze bewindspersonen nog niet duidelijk. Bij de meeste mensen trouwens niet.’
- ‘Al was het maar omdat ze zich dan niet meer zo anders voelen of raar.’
- ‘Het regulier onderwijs is absoluut niet passend voor hoogbegaafde kinderen.’

Slide 10 - Tekstslide

Opdracht 2 nakijken
c Uitspraken die duidelijk de mening van de auteur weergeven:
- ‘Ik kan talloze redenen bedenken waarom het goed is als deze kinderen bij elkaar worden gezet.’
- ‘Alleen wat is er sociaal aan om een kind te omgeven met leerkrachten en kinderen die hem of haar niet begrijpen? Waardoor ze ook vaak buitengesloten worden. Wat is daar goed aan? Ik heb daar inmiddels grote vraagtekens bij.’
- ‘Ik hoor en lees te veel verhalen over depressieve kinderen, over onderpresteerders, over thuiszittende kinderen, over kinderen die drie of vier keer van school wisselen voordat (h)erkend wordt dat ze hoogbegaafd zijn. Is dat erg? Ik vind van wel.’

Slide 11 - Tekstslide

Leesvaardigheid 4: argumentatievormen

Doel: Je leert verschillende argumentatievormen herkennen.


Slide 12 - Tekstslide

Opbouw van argumentatie
Een schrijver onderbouwt zijn standpunt met één of meer argumenten, die soms met elkaar verbonden zijn en soms niet.
  • Enkelvoudige argumentatie
  • Meervoudige argumentatie
  • Nevenschikkende argumentatie
  • Onderschikkende argumentatie

Slide 13 - Tekstslide

Slide 14 - Tekstslide

Slide 15 - Tekstslide

Slide 16 - Tekstslide

Slide 17 - Tekstslide

Van welk soort argumentatie
is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 18 - Quizvraag

Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 19 - Quizvraag

Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 20 - Quizvraag

Van welk soort argumentatie is er sprake?
A
enkelvoudige argumenatie
B
meervoudige argumentatie
C
nevenschikkende argumentatie
D
onderschikkende argumentatie

Slide 21 - Quizvraag

Opdracht maken
  • Maak opdracht 2 op pagina 22 van je boek. 
  • Je krijgt voor deze opdracht 10 minuten de tijd, daarna bespreken we de antwoorden.
  • Je mag zachtjes overleggen met je buur. 
  • Klaar? Ga nog even in je leesboek lezen.
timer
15:00

Slide 22 - Tekstslide

Opdracht 2 nakijken
 a
- De Provinciale Staten schieten dieren af om hongersnood te voorkomen.
- Er is met een prikpil geprobeerde de populatie in te perken.

b 
Het is een nevenschikkende argumentatie. Om zijn standpunt te onderbouwen gebruikt de schrijver twee argumenten die verband houden met elkaar.

Slide 23 - Tekstslide

Steek even vingers op (A = 1, B = 2, etc.)
Ik weet welke argumentatievormen er zijn.
A
ja
B
nee
C
zo ongeveer

Slide 24 - Quizvraag

Steek even vingers op (A = 1, B = 2, etc.)
Ik kan de argumentatievorm in een tekst herkennen.
A
ja
B
nee
C
zo ongeveer

Slide 25 - Quizvraag

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: woensdag 7 december
  • Huiswerk: leren p. 16, 20 en LessonUps (zie Teams)​ + maken opdr. 5 (p. 22)
  • Meenemen: LAPTOP, boek, leesboek, schrift en pen​
  • Programma: leesvaardigheid 4


Slide 26 - Tekstslide