Persoonsvorm, voegwoord, komma 13-12

Lesdoel:
Ik kan de persoonsvorm in een zin herkennen en weet op welke manier ik dit kan doen.
1 / 28
volgende
Slide 1: Tekstslide
Taal / spellingBasisschoolGroep 5,6

In deze les zitten 28 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 30 min

Onderdelen in deze les

Lesdoel:
Ik kan de persoonsvorm in een zin herkennen en weet op welke manier ik dit kan doen.

Slide 1 - Tekstslide

Zinsdeel
Een zinsdeel is een woord of een groepje woorden in een zin. 
Het zinsdeel wat we vandaag leren is: de persoonsvorm. 

Slide 2 - Tekstslide

Persoonsvorm
De persoonsvorm is het werkwoord in de zin wat zegt wat iets of iemand doet. 

Kun je vinden door: 
er een vraagzin van te maken
Het woord wat vooraan komt te staan, is de persoonsvorm.

Slide 3 - Tekstslide

Bijvoorbeeld: 
Mijn vriend loopt naar de stad. 

Loopt mijn vriend naar de stad? 
Persoonsvorm = loopt

Slide 4 - Tekstslide

U luistert naar het weerbericht.
Is luistert de pv?
Ja
Nee

Slide 5 - Poll

Morgen wordt het koud.
Is koud de pv?
Ja
Nee

Slide 6 - Poll

Het regent de hele dag.
Is regent de pv?
Ja
Nee

Slide 7 - Poll

De wind waait ook heel hard.
Is wind de pv?
Ja
Nee

Slide 8 - Poll

Eigenlijk is het gewoon heel slecht weer.
Is weer de pv?
Ja
Nee

Slide 9 - Poll

Het best blijft u lekker binnen.
Is het de pv?
Ja
Nee

Slide 10 - Poll

Wat is de pv?
Nu komt hij weer.

Slide 11 - Open vraag

Wat is de pv?
Hij pikt het vogelzaad.

Slide 12 - Open vraag

Wat is de pv?
Hij hapt het brood.

Slide 13 - Open vraag

Wat is de pv?
Hij vliegt weer weg.

Slide 14 - Open vraag

Ik kan de persoonsvorm in een zin herkennen en weet op welke manier ik dit kan doen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

Lesdoel:
Ik kan een voegwoord herkennen en ik weet wanneer ik een komma moet schrijven.

Slide 16 - Tekstslide

Voegwoord en komma
Een voegwoord maakt twee zinnen aan elkaar vast. 
Je schrijft een komma voor een voegwoord, behalve bij: en / of

Voorbeelden: want, en, maar, of, omdat, daardoor, hoewel, als, terwijl, om, behalve, dus, voordat, nadat.

Slide 17 - Tekstslide

Haal het voegwoord uit de volgende zinnen.

Slide 18 - Tekstslide

Wat is het voegwoord?
In de vakantie lees ik boeken, want dat vind ik fijn.

Slide 19 - Open vraag

Wat is het voegwoord?
Mijn broer kan niet lezen in de auto, omdat hij dan wagenziek wordt.

Slide 20 - Open vraag

Wat is het voegwoord?
Wij stoppen vaak, zodat hij kan bijkomen.

Slide 21 - Open vraag

Wat is het voegwoord?
Mijn oom gaat vaak vissen, omdat hij werkloos is.

Slide 22 - Open vraag

Wat is het voegwoord?
Vandaag ga ik mee, zodat hij mij het vissen kan leren.

Slide 23 - Open vraag

Maak van twee zinnen één zin met voegwoord en komma.

Slide 24 - Tekstslide

Juf is jarig.
Daarom viert ze haar verjaardag.

Slide 25 - Open vraag

Skyler let goed op.
Omdat hij veel wil leren.

Slide 26 - Open vraag

Lorenzo doet goed zijn best.
Omdat hij dat leuk vindt.

Slide 27 - Open vraag

Ik kan een voegwoord herkennen en ik weet wanneer ik een komma moet schrijven.
😒🙁😐🙂😃

Slide 28 - Poll