Wat moet je kunnen en kennen?
- Je weet wat een samengestelde zin is.
- Je kunt een samengestelde zin herkennen.
- Je kunt zelf een samengestelde zin maken.
- Je weet wat een hoofdzin is.
- Je weet wat een bijzin is.
- Je kunt het verschil tussen een hoofd- en bijzin benoemen.
- Je kunt zelf een hoofd- en bijzin maken.
- Je weet wat voegwoorden zijn.
- Je kunt voegwoorden herkennen in een tekst.
- Je kunt zelf op juiste wijze voegwoorden toepassen in een zin of in een tekst.