H8 rekenen B5 1HV

Hoe voel je je vandaag?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ
1 / 23
volgende
Slide 1: Poll
WiskundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

In deze les zitten 23 slides, met interactieve quizzen en tekstslides.

time-iconLesduur is: 50 min

Onderdelen in deze les

Hoe voel je je vandaag?
πŸ˜’πŸ™πŸ˜πŸ™‚πŸ˜ƒ

Slide 1 - Poll

Wat moet je kennen en kunnen?
8.1 Rekenen met getallen:
- Je weet wat de som, verschil, product en quotiΓ«nt van 2 getallen zijn
- Je weet hoe je berekeningen in de juiste volgorde uitvoert

Slide 2 - Tekstslide

Schrijf als eerste het product en daarna het quotiΓ«nt op van de getallen: 20 en 4

Slide 3 - Open vraag

8.1 Rekenen met getallen
Begrippen​
Som          van 2 getallen = plus​              Bijv. 20 + 4  = 24

​

Verschil   van 2 getallen = min​              Bijv. 20 - 4 = 16

​

Product   van 2 getallen = x​                   Bijv. 20 x 4 = 80

​

QuotiΓ«nt   van 2 getallen = :                  Bijv. 20 : 4 = 5

Slide 4 - Tekstslide

Wat moet je kennen en kunnen?
8.2 Machten
- Je weet hoe je machten berekent
-Je weet hoe je berekeningen met machten in de juiste volgorde uitvoert

Slide 5 - Tekstslide

8.2 Machten
Kwadraat:
Getal x zichzelf
22 =2 x 2 = 4 
'twee in het kwadraat' of
'twee kwadraat'                                      'twee tot de derde' of 
                                                                        'twee tot de macht 3'

Slide 6 - Tekstslide

8.2 Machten
Stappenplan​
1)   Haakjes wegwerken​ 
2)  Machten (dus ook kwadraten)​ 
3)  Vermenigvuldigen en/of Delen (v.l.n.r)​ 
4)  Optellen en/of Aftrekken (v.l.n.r)​ 

Help mij van de onvoldoende af!​
2​3​​⋅(5​2β€‹β€‹βˆ’4​2​​)=
2​3​​⋅(25βˆ’16)=
8β‹…9=72

Slide 7 - Tekstslide

Schrijf het antwoord in cijfers :

2​3​​⋅(5​2β€‹β€‹βˆ’4​2​​)=

Slide 8 - Open vraag

Wat moet je kennen en kunnen?
8.3 Decimale getallen
- Je weet hoe je decimale getallen optelt, aftrekt en vermenigvuldigt

Slide 9 - Tekstslide

Schrijf het antwoord in cijfers op:
0,01 x 210 =

Slide 10 - Open vraag

8.3 Decimale getallen
Vermenigvuldigen met 0,1 (=delen door 10): ​
       De komma gaat één naar links (1 getal achter de komma)​ 
               0,1 x 5 = 0,5​ 

Vermenigvuldigen met 0,01 (=delen door 100): ​ 
      De komma gaat twee naar links (2 getallen achter de komma)​
            0,01 x 5 = 0,05

Slide 11 - Tekstslide

Wat moet je kennen en kunnen?
8.4 Breuken optellen en aftrekken
- Je weet hoe je breuken optelt en aftrekt 

Slide 12 - Tekstslide

Reken uit en schrijf een / als breukstreep
​9​​5​​+​9​​2​​=

Slide 13 - Open vraag

Reken uit en schrijf een / als breukstreep
7​9​​8​​+3​3​​1​​=

Slide 14 - Open vraag

8.4 Breuken optellen en aftrekken
​

​


Slide 15 - Tekstslide

Wat moet je kennen en kunnen?
8.5 Breuken vermenigvuldigen
- Je weet hoe je breuken vermenigvuldigt

Slide 16 - Tekstslide

Schrijf je antwoord op met een / als deelstreep:

2​2​​1​​⋅​5​​3​​=

Slide 17 - Open vraag

8.5 Breuken vermenigvuldigen
1​10​​5​​=1​2​​1​​
​2​​5​​⋅​5​​3​​=
5 x 3 
2 x 5
=​10​​15​​
2​2​​1​​⋅​5​​3​​=
1)
2)
3)

Slide 18 - Tekstslide

8.5 Breuken vermenigvuldigen
Breuken x geheel getal

Slide 19 - Tekstslide

Wat moet je kennen en kunnen?
8.6 Rekenen met procenten
- Je weet hoe je percentages als een breuk schrijft en andersom
Je weet hoe je percentages als een decimaalgetal schrijft en andersom

Slide 20 - Tekstslide

Schrijf 32% als een decimaal getal en als een breuk. Zet een spatie tussen je antwoorden.

Slide 21 - Open vraag

8.6 Rekenen met procenten
32% = 0,32

32% = 
​100​​32​​=​25​​8​​

Slide 22 - Tekstslide

Afsluiting
Hoe vond je het om op deze manier met wiskunde bezig te zijn?

Slide 23 - Open vraag